威而鋼

性愛是一種探索和發現自己身體和情感的過程。隨著時間的推移,男性不得不靠吃威而鋼維持勃起強度。

大樹藥局威而鋼

https://www.christian-oerlemans.net

Christian Oerlemans Thema’s &Tekstenmobiel +31653130151 – tekstschrijver, auteur, columnist – info@christian-oerlemans.netChristian Oerlemans Thema’s &TekstenZoekenHoofdmenuHomeVerhalen en essaysGedichtenColumnsProstaat KankerSchrijvenUitgelichtGeplaatst op 25 december 2018Al die handelingen die je verricht voordat je eindelijk eens een keer gaat schrijven.Ik bedoel; je bent van plan te gaan schrijven als je opstaat, maar er komt iets tussen.Eerst koffie, uiteraard. Dan ligt daar de krant, ja die moet je even inkijken. Stel je hebt een huisdier, dan moet die ook aandacht hebben natuurlijk. Bovendien begint je vrouw een gesprek over een lekkende dakgoot of ander huiselijk ongemak, net op het moment dat je op weg bent naar je schrijfkamer. Stel dat je een vrouw hebt. Of een schrijfkamer.

Het leven wordt pas leuk als het mis gaat.

Autopech deel 2.
Nadat de verhuizers weg waren, bleef er in ons verkochte huis nog veel te verhuizen over. Absoluut onmisbare voorwerpen, waaronder uiteraard veel schildersmaterialen, maar ook ordners en plakboeken en noodzakelijke administratieve papieren. Als de verhuizers vroegen: “moet dit ook mee mevrouw?” dan antwoordde Willemine tot hun – en ook mijn – verbazing: Nee. Wij gingen dit alles zelf verhuizen naar ons huis in Portugal. Hoe? Met de volwassen (want 18 jaar) Jeep. Met de achterbanken omlaag geklapt beschikken we immers over een reusachtige laadruimte? Nou dan.
Gelukkig hadden we inmiddels een zekere Piet leren kennen die bereid was om spullen gratis mee te nemen als wij er geen emplooi of plek voor hadden. De deal was dat hij alles gratis kreeg, met de verplichting dat hij dan ook alles zou meenemen wat wij aanboden. Achterdochtig als dit soort handelaren zijn, stond hij een week voor de verhuizing onverwacht op de stoep, vergezeld van een mager vrouwmens dat – aan haar gezichtsuitdrukking te oordelen – weinig vertrouwen in de medemens had. Beiden wilden zien wat wij in de aanbieding hadden want Piet was niet van plan vulles mee te nemen. Hoewel we nog niet een kwart hadden uitgesteld, waren beiden in één oogopslag overtuigd: een personenweegschaal, diverse potten en pannen, schilderachtige vazen en vaasjes, kinderkleding, spannende boeken, een voetbal, ja Piet zag het allemaal al in zijn marktstal liggen. Het liefst wilden hij meteen hebberig toeslaan. Of hij alvast een beetje mocht meenemen? Nee Piet, volgende week ben je pas aan de beurt.
Eerst hadden we in het weekend nog even een grote expositie af te werken. Willemine had een speciale verkooptentoonstelling georganiseerd in de Oude School in Kortenhoef. Meer dan vijftig schilderijen moesten worden opgehangen, persberichten de deur uit, interviews in kranten en tijdschriften, prijskaarten, aanbiedingen, catering regelen kortom ook zonder verhuizing al stress genoeg. Vooral omdat de maandag erop de verhuizers zouden komen.
Maandagochtend acht uur belden ze op, het werd gelukkig wat later want ze zaten in de file. Willemine had 22 schilderijen verkocht, de overige brachten we gauw nog even naar Galerie Hoeve Rijlaarsdam in Nieuwkoop, waar al meer dan honderd stukken waren opgeslagen.
De verhuizers zaten ondertussen op hun gemak onze serviezen en ander kleingoed in te pakken. Maandag was hun inpakdag. Aan het eind van de middag was het eens zo prettige interieur veranderd in een opslagruimte voor verhuisdozen. Ook onze collectie kunst stond voorbeeldig verpakt terzijde, natuurlijk niet aan de kant waar de spullen voor Piet lagen. Zijn voorraad was ook aardig aangegroeid. En inmiddels was de container die we hadden gehuurd en die op de oprit stond, absoluut vol. Willemine kan moeilijk iets weggooien en tot zowel mijn als haar verrassing bleek zij veel meer te hebben bewaard dan zij had vermoed. Dus snel nog een verse afvalcontainer besteld. Naarmate de druk groter wordt, kan de mens makkelijker weggooien, heb ik gemerkt. Zelfs Willemine – koningin van het bewaren – werd nu en dan bijkans roekeloos. “Moet dit ook mee mevrouw?” “Nee, dat gaat in de container”. Desalniettemin sliep zij ’s nachts als een roos, begrijpelijk overigens, want zelfs een Willemine wordt moe.
Na drie dagen was het huis leeg, alles in de opslag behalve de verzameling marktspullen voor Piet en – uiteraard – de voorraad onmisbare artikelen voor Portugal. Over Piet maakten we ons geen zorgen, ik had gezien dat hij een flinke oude bus bezat, maar ik twijfelde eraan of onze oude Jeep groot genoeg was. Zelfs met de achterbanken neergeklapt wordt het nog geen verhuiswagen. Vrijdag zou de overdracht zijn. Op donderdag zaten we in een lege keuken gezellig maar tevens wat geëmotioneerd aan de koffie (apparaat nog in werking) met onze trouwe hulpen Bianca en Toos en met Arnoud onze glazenwasser die de vensters nog een laatste bewassing gaf.
Ja ja we zullen elkaar gaan missen. Jeetje wat gek, na zoveel jaren. En wat raar, zo’n uitgekleed huis. Ja, we nemen wel van alles mee naar Portugal, ja daar hebben we ook een fijn huis, maar het doet toch pijn. Willemine onderdrukt een traantje. Toos snuit haar neus uitvoerig. Arnoud bekijkt schattend de bagage voor Portugal. Hoe we dat alles gaan meeverhuizen? Nou, met de Jeep. De berg spullen, koffers, tassen, manden, zakken, dozen, schilderdoeken plus een elektrische golfkar doet in de keuken wenkbrauwen fronsen. Arnoud, die zelf een ruime bus bezit, komt met de suggestie een dakkoffer aan te schaffen. Jeweetwel, zo’n doos voor op het dak van de auto. Ook makkelijk als oma mee op reis gaat. Ha, leuk idee. Maar hoe kom ik op deze laatste dag aan zo’n omadoos? Marktplaats? Ah! We hebben de laptop nog paraat, even googelen en ja in het Groene Hart is een bedrijf in dakkoffers. En ja, voorradig. Heeft mijn Jeep ook dakrails? En dwarsbalken? Prima, dan willen ze de doos graag ter plekke voor mij monteren..
’s Middags staat onze oude Jeep dus met doos op het dak op de oprit en dat is maar goed ook want zonder doos was de helft van de verzameling voor Portugal wellicht alsnog in de container beland. Op een keukentrap staande vul ik de kofferdoos met boeken en ordners en cd’s en nog meer dozen en een koffer vol elektronica en twee zakken met ondefinieerbaar totdat de Jeep bijna topzwaar is. Daarna lukt het om de rest in de laadruimte te krijgen, inclusief de volledige schilders-uitrusting van Willemine, die er nauwlettend op toeziet dat het achteruitzicht vrij blijft via een smalle vallei in de berg spullen. Het ontlokt de nieuwe eigenaar van ons huis de volgende dag – de overdracht – de opmerking dat onze Jeep op de wagen van een zigeuner lijkt. Wij parkeren om één uur voor het deftige pand van de notaris en een uurtje later hebben we geen huis meer. Alleen nog de zigeunerwagen, met een uitdragerij aan spullen en allerlei kledingstukken aan hangertjes voor de ramen.
Nadat we een weekje zijn bijgekomen in het appartement van een goede vriend, rijden we naar Luxemburg en daarna door naar Sommière voor de schilderweek.
In Orange raken we in een dikke file en plotseling begint de oude Jeep te kreunen, daarna te brommen en zo onverwacht luid te huilen dat voorbijgangers verschrikt een stap opzij doen. Willemine aan het stuur raakt lichtelijk in paniek. Wat is dit? Wat gebeurt er? Gewoon gas geven en doorrijden zeg ik, zo koel mogelijk. Het kan niks bijzonders zijn. Maar ondertussen vervloek ik zachtjes onze garagist ‘meneer Colijn’ die voor vertrek de Jeep nog een grote beurt heeft gegeven. Alles gecontroleerd, filters vernieuwd, bouten en moeren bijgesteld en vastgedraaid. Na deze grote beurt viel het mij al op dat de trekkracht van het oude beest tegenviel. Weliswaar zwaar bepakt maar toch niet wat je van een zescilinder verwacht. Bovendien een verontrustend gebrom als van een gewonde beer. Gelukkig woonden we toen nog tijdelijk in eerder genoemd appartement, dus kon ik gauw nog even naar de ware Jeeptovenaar Cas Alberts in Deventer. Jeep op de brug: Haha, kijk nou even, je halve uitlaat hangt los, knalpot verroest. Cas heeft materiaal in voorraad en ’s middags rijdt de Jeep weer gewoon zoals het hoort.
Tot we in Frankrijk door Orange rijden. Kermend en kreunend ploegen we door de oude stad. Er is iets mis. Jeep kan niet tegen Orange. Eenmaal de stad uit en op de buitenweg zoemt hij er weer geruststellend op los en kruisen we met honderdtien naar Sommière. Nog één keer kermt hij tijdens het parkeren voor de poort van het 17e eeuwse hotel genaamd Hotel de l’Orange. Is ’t de kleur, de naam? Is Jeep een republikein? Hoe dan ook, Jeep gaat nu voor een week in rust, dus er is tijd om na te denken.
De gedachte is om Jeep in Montpellier eens goed te laten nakijken door een Franse Jeeptovenaar. Ik vind er een via internet. Bellen. Ah Monsieur het is druk druk, alors over twee weken, peut-être. Sja wat nu? We hebben goede vrienden in Verfeil nabij Toulouse en het plan is om hen op te zoeken, na de schilderweek. Een Jeeptovenaar in Toulouse? Ja, die is er en spreekt ook nog Engels. De naam is “Ort Jeep Performances”. Een Deutsches Ort met Amerikaanse Performances in Frankrijk… Bovendien ook lid van de Toulouse Jeeper’s Club. Dat geeft vertrouwen. Ik kan een afspraak maken voor de Dinsdag na de schilderweek. Kan het niet op Maandag? (We vertrekken namelijk op zondag). Nee dat kan absoluut niet want het is druk druk.
We boeken een romantisch hotelletje in de buurt van Toulouse. Willemine wil namelijk nooit in een gewoon groot modern hotel. Het heet la Villa des Violettes, en later zien we deze kleur ruimschoots terug in onze kamer. We boeken 2 nachten, kunnen we maandag Toulouse bekijken (zijn de meeste winkels gesloten evenals de musea). La Villa des Violettes ligt nabij een dorp genaamd Aucamville, aan de andere kant van Toulouse dan waar zich Ort bevindt (dit was een foutje, toegegeven). Het blijkt een privé huis uit tijden dat de buurt nog chique was. Nu is het omgeven door bouwvallen en kleine ondernemers. En door een hoge muur waarin een stevig gesloten poort. Eerst rijden we er een paar keer voorbij omdat dit geenszins op een hotel lijkt. Maar de gps weet het zeker, dus bellen we aan de poort. Na enkele minuten zwaait deze open om een Danseuse Française los te laten die ons van harte welkom heet en er op staat ons te helpen met het chaufferen naar de parking. Sandrine heet zij. We worden in haar salon genodigd voor een kopje thee. Ja kamers verhuren doet zij voor haar plezier, al negen jaar. Haar man is huisarts met een praktijk in Toulouse. Vandaar. (We hebben hem dan ook nooit gezien, maar Willemine kreeg via Sandrine wel antibiotica vanwege een hardnekkige neusholte ontsteking.)
Bij Sandrine ben je meteen thuis. De kamer is prima, afgezien van de kleuren en Sandrine is gewoon blij dat je er bent. Na ons de volgende ochtend te hebben verwend met ontbijt, zwaait ze ons uit op weg naar de bushalte. Bus 29 stopt vrijwel voor haar poort. Toulouse hadden we nog nooit goed bekeken, maar het blijkt een boeiende oude stad met herinneringen aan de vervolgde Katharen en andere middeleeuwse toestanden. Kortom een leuke dag en ’s avonds acht uur de laatste bus 29 terug naar Aucamville, samen met de veelkleurige populatie die blijkbaar een voorkeur heeft voor deze buslijn..
Eindelijk is dan de grote dag aangebroken voor onze Jeep, die weliswaar niet meer kreunt of huilt, maar als nieuwste eigenschap stottert en hapert op momenten dat je dit liever niet hebt. Maar, de motor start gelukkig steeds weer meteen.. Ort Jeep Performances is moeilijk te vinden, de gps brengt ons in een achteraf gelegen volkswijk waar geen garage te bekennen valt. Wij zoeken Boulevard du libre Échange en zijn in de Rue du libre Échange. De boulevard schijnt te zijn in Saint Orens de Gameville, zoals al gezegd aan de andere kant van Toulouse. Aldaar gekomen weet Googlemaps de weg nog steeds niet, dus na vruchteloos rond te hebben gereden vraagt Willemine het aan twee moderne jongens in een verlaten industriegebied. Heel moedig. Maar de jongens zijn aardig, pakken de telefoon erbij en zoeken Ort. En vinden Ort. Afslag Saint Orens, dan de 6e rotonde en voilá.
Bij Ort staan heel veel Jeeps, waaronder zelfs een origineel exemplaar uit WWII. We worden ontvangen door een jongeman van omstreeks 21 jaar die goed Engels spreekt. Helaas, de monteur die ik heb gesproken is er niet. Wat was ook al weer het probleem? Oja, vibrerende huiltonen, jaja nog nooit zoiets gehoord. Mogelijk de automaat? Vragend kijkt hij me aan, dit geeft al minder vertrouwen. Op de parkeerplaats rijdt hij drie meter heen en weer, kruipt daarna gedienstig onder de auto, checkt het oliepeil van motor en automaat en geeft toe dat hij niets kan ontdekken. De monteur komt straks. Hij lacht: het is Ronnie. Ronnie? Yes his name is Ron. He is Belgian.
Terwijl wij wachten en genieten van de intense rust die dit garagebedrijf uitstraalt, verschijnt uiteindelijk een stevige kalende jongeman. Hello, I am Ron. Sorry kept you waiting. Wat was ook alweer het probleem? O ja I remember. We gaan een testritje maken. Jeep gehoorzaamt deze Baas feilloos, geen gekerm of gehuil, geen haperen en afslaan, kortom Ron is redelijk tevreden. Mankeert niet veel aan, ja stationair wat onregelmatig humhum. Hij gaat twee keer achter elkaar de sleutel in het contactslot omdraaien, dan weten we het. Foutcode aflezen in het venster van de kilometerstand, legt hij uit. Maar tot zijn teleurstelling werkt dit niet. Hij zucht eens diep. Vandaag kunnen we niets meer doen, we hebben het erg druk meldt hij. Volgende week dinsdag om negen uur. Dan heeft hij tijd. Op z’n gemak verdwijnt hij naar de rustige garage. Willemine raakt nu opgewonden. Hoezo druk? Hoezo druk! Zij stormt achter Ron aan en bereikt hem als deze net in een conversatie is beland met een collega die eruit ziet alsof hij vakantie heeft. Ik zie haar heftig gesticuleren. Maar na een minuut of tien komt ze onverrichterzake terug. Volgende week Dinsdag om negen uur is de afspraak. Ik draai de contactsleutel twee keer snel na elkaar om en ja…inderdaad er verschijnt een foutcode: P 1391. Eureka! Blij spoed ik mij naar Ron, die nu in gesprek is met de juffrouw achter de balie. Zij spreekt trouwens ook goed Engels. Maar beiden converseren in het Frans. Ik kom ertussen en roep dat het P1391 is. Ron is duidelijk verrast. Hij kruipt achter de computer en grijnst. Dacht ik al, het is de crankshaft sensor. Wat?! Krukas sensor? Die heb ik een half jaar geleden laten vernieuwen. Hoe kan dat. Ja, zegt Ron dat kan. En dan moet ook de camshaft sensor vernieuwd worden. Beter om allebei te doen. Hij gaat ze bestellen. Volgende week dinsdag negen uur ben ik aan de beurt.
Op de terugweg merk ik dat er iets niet klopt. Het linker achterwiel schuurt en krast. Ojee, de rem zit vast? Ron had na zijn testrit de handrem zodanig krachtig aangetrokken dat ik moeite had om hem los te krijgen. Is dus een wiel op de rem blijven hangen, denk ik. Ik bel, beetje boos, naar de garage en klaag dat nu mijn achterwiel vastzit. Dankzij Ron en zijn Belgische oerkracht. Ik zet Willemine af bij Sandrine en rij weer terug naar Gameville. Ron staat al te wachten en hoewel ze nergens tijd voor hebben, ben ik meteen aan de beurt. Binnen een paar minuten is het wiel eraf, dan de rem losgenomen en triomfantelijk toont Ron een scherp stukje veerkrachtig metaal. Een veertje. Houdt de boel op zijn plaats. Er zijn er twee; de tweede springt spontaan te voorschijn en schiet in mijn bovenlip. Wow, gelukkig niet in mijn oog. Beide kleine doch krachtig verende metaaldelen, eigenlijk belachelijk klein ten opzichte van de rem, het wiel en Jeep zelf, zijn onmisbaar. Helaas is er eentje wat gebroken en nog erger, het pinnetje om dit veertje op z’n plek te houden is verdwenen. Een ijzeren pinnetje formaat lucifer. Heel erg onmisbaar. Sja, Ron verdwijnt ergens achter in de werkplaats en komt terug met een andere monteur die hoofdschuddend naar de geopende remdelen kijkt. Zonder pinnetje geen rem. Pinnetje bestellen? Nee dat gaat niet, moet je een hele rem met alles erop en eraan bestellen. Héél duur meneer. En duurt lang. De mannen overleggen in rap Frans en de oplossing die ik al had gezien, komt tevoorschijn: de oude Jeep Cherokee die achteraf op het terrein staat. Ron vertrouwt me toe dat deze zijn eigendom is en dat hij bereid is om er een pinnetje uit te slopen. Want; deze Jeep rijdt toch niet, moet een nieuwe motor in en daar heeft hij geen geld voor als arme monteur. Het is een miskoop en de man die hem verkocht – de oplichter – wil de Jeep niet terugnemen, ook niet voor 1500 euro terwijl Ron er 2000 voor betaald heeft. Enfin, ik leef met hem mee en onderdruk uiterlijke blijdschap. Gelukkig heeft hij een onverkoopbare Jeep. Geroutineerd neemt hij het linker achterwiel los, legt de rem open en vist het onmisbare pinnetje uit het binnenste. Kijk, soms draait je wereld om een pinnetje niet groter dan een lucifer. Hij toont het dingetje triomfantelijk. Een uurtje later is mijn Jeep weer okee en geeft Ron handrem-les. Nooit de auto parkeren alleen in de Parkstand. Altijd eerst Neutral, dan handrem aantrekken en dan pas Park. Zo hoort het en zo had hij het ook gedaan. Beetje krachtig volgens mij. Ja ja, zegt Ron, maar dat probleem is nu opgelost.
Opgelucht rijd ik terug naar Willemine en Sandrine. Uit voorzorg hebben we twee nachten geboekt. Vraag is of nukkige Jeep ons nog naar onze vrienden in Verfeil wil brengen, met twee krakkemikkige sensors in z’n motormanagement. Wat zijn de risico’s? We vroegen het Ron, maar zijn antwoord was niet opbeurend. Er is een kans dat de motor afslaat en niet meer wil starten. Een kleine kans, dat wel. We rijden dus de volgende ochtend naar Verfeil en op de snelweg doet Jeep of er niks aan de hand is. Gehoorzaam vreet hij de kilometers weg en pas voor het hek van onze vrienden slaat de motor zomaar af. Start gelukkig ook weer. Op een veldje achter het grote huis mag hij nu een paar dagen uitrusten.
Het zijn leuke dagen. We genieten ten volle van de gastvrijheid van Alma en Huub Kerstens, die hier al meer dan veertig jaar een grote hofstede bezitten. Het wordt een kleine vakantie, we vergeten Jeep die dromerig in het gras staat met een onschuldig glanzende neus.

Maandagavond arriveren we weer bij Sandrine. De poort staat al open en zonder nukken draait Jeep naar zijn vertrouwde parkeerplaats onder de boom. Wij krijgen dit keer de kamer bij het zwembad, waar Sandrine zelf de gehele achterwand trompe l’oeil heeft beschilderd met een landschap dat nog mooier is dan het Franse land, met een kasteel dat nog veel groter is dan haar landhuis. We wandelen ’s avonds als vanouds naar het bekende restaurant achter de sportschool in Aucamville, waar het eten de tweede keer tegenvalt en de bediening eveneens.
Dinsdagochtend rijd ik Jeep weer naar Gameville, waar Ron Paraat is. Hij toont de nieuwe sensors, kleine dingetjes met grote gevolgen. De krukas sensor is geen probleem, daar kan een normaal mens zo bij, alleen de stand van de krukas is tijdens de montage van belang. Maar, de nokkenas sensor is andere koek, die zit verstopt achter de motor bij het schutbord. Onzichtbaar en in feite ook onbereikbaar, tenzij je de motor sloopt of een truc bedenkt. De truc van Ron is een verlengde steeksleutel op een lang stangetje, met duct tape vastgeplakt. Nadat de motor wat is afgekoeld en na wat gevloek van Ron, kruipt hij onder de Jeep en stelt vast dat de sensor nieuw is, althans niet oud. Verrek, heb ik betaald voor vernieuwing van de krukas sensor, in Januari, hebben ze de nokkenas sensor vernieuwd? Na een uurtje heeft Ron het dingetje te voorschijn gepeuterd, een zwart staafje ter grootte van zijn pink. Hij toont scheve sporen afslijpsel en zegt dat er een membraampje of zoiets ontbreekt. Vandaar het gehuil van Jeep nu en dan? Zou best kunnen denkt hij. Nog nooit meegemaakt, maar hij weet ook niet alles. Wel weet hij nu dat zijn Hollandse collega’s de sensor niet goed hebben vastgezet. Geen wonder trouwens, want je kunt er eigenlijk niet bij. Eigenlijk ondoenlijk om een nieuwe sensor te plaatsen. Ron ligt nu op de inmiddels afgekoelde motor met een arm in een onnatuurlijke houding verdraaid. Omlaag tastend meldt hij dat hij het gaatje niet kan vinden (met de olijke toevoeging dat hij dit wel vaker heeft als er geen haar aanwezig is). Dan laat hij de sensor vallen en moet hij weer onder de Jeep kruipen. Lang verhaal kort; een uurtje later zit de sensor erin en volgens Ron heeft hij hem goed vastgedraaid met zijn verlengde steeksleutel. Nu verschijnt er een collega die moet helpen bij plaatsing van de krukas sensor. Hij gaat nauwkeurig meten of de krukas in de juiste stand staat. Hiertoe worden bougies en andere onderdelen verwijderd. Met de oude sensor, een stevig ding in aluminium behuizing, lijkt niets mis te zijn, maar Ron zet toch de nieuwe erin, hoewel die er met z’n plastic doosje minder betrouwbaar uitziet. Alles gelukt, nu de motor starten. Oeiweoweoeiewoe, hij start niet. Samen sleutelen de mannen ergens aan en dan, ja moeizaam komt de motor op gang, met tegenzin. Ron geeft flinke dotten gas, maar het klinkt naar een oude 12 cilinder die de schroothoop ruikt. Desalniettemin rijdt hij er de garage mee uit voor een testrit. Teleurgesteld is hij snel terug. Loopt op vier of vijf poten, moppert hij. Dat hadden we al gehoord toen hij wegreed: bloebbloebbloeb… De mannen gaan samen weer sleutelen, een op de motor, de ander eronder. Ze hermonteren de oude – naar mijn idee kwalitatief betere – sensor, maar het resultaat blijft bloebbloeb hetzelfde. De helpende collega houdt het nu voor gezien. Ik maak me zorgen. Ron gaat een sigaretje roken.
De aha-erlebnis is het mooiste wat een mens kan overkomen. Ron straalt. Hij heeft de kabels verkeerd om gemonteerd. Ja ja hij had het van te voren al gezegd: ook hij kan wel eens een foutje maken. Dus nu de kabels goed omgedraaid, motor starten en whoef, als een zonnetje meneer. O wat loopt die motor mooi. Ron gaat testrijden en komt nog stralender terug. Ja, missie gelukt. Mooier kan een motor niet lopen, zonder haperen, zonder nukken, kortom zoals het hoort. Nu word ik aangesproken door een in keurig sport tenue gestoken man; hij vraagt beleefd of hij een sticker op mijn auto mag plakken. Dat mag. Hij doet het heel zorgvuldig en toont mij trots het resultaat: ‘ORT Jeep Performances’ prijkt nu op de achterklep. Een Jeep specialist om aan te raden.
Aan de balie maakt Ron samen met het Engels sprekende meisje de nota in orde. Het valt niet tegen, want hij rekent een uurtje minder vanwege zijn eigen dommigheidje. Vierenhalfhonderd euro inclusief de sensors. De springveren en het pinnetje staan er niet op. Eerlijk als ik ben wijs ik hier op. Ron glimlacht, hij is in een goeie bui; dat is service zegt hij.
Een Jeep specialist om aan te raden, ik zei het al. Maar je moet er wel voor naar Toulouse rijden, naar Saint Orens Gameville om precies te zijn.

Dakdoos pech.
Naast motorpech kun je ook nog andere autopech krijgen, zeker als je een forse doos op je dak monteert. Op de Franse snelwegen val je soms in een ander tarief en komt je bonnetje op 2 meter hoogte uit de automaat. Want je bent een vrachtauto geworden, dankzij je kofferdoos. Maar dit is niet het lastigste nadeel van zo’n doos. Lastiger werd het in Santiago de Compostella (ja we hebben ze alledrie gedaan, Lourdes, Santiago en Fatima, alleen al voor Jeep), waar we geen hulp van boven kregen, zoals je zou verwachten, maar juist enige tegenwerking.
We hadden een hotel geboekt aan de rand van de stad. Lopend 40 minuten naar de kerk. Hoewel een voettocht hier gepast is, nemen wij op zaterdagochtend toch maar de bus. Tegen de chauffeur zeg ik dat we er bij de kathedraal uit willen. Braaf wachtend op zijn seintje, zien we in de verte de kathedraal opdoemen en weer verdwijnen en voor we het in de gaten hebben zijn we de stad weer uit. Verdorie wat een pech. We moeten een stief driekwartiertje teruglopen. Gelukkig waren we het station gepasseerd en vandaar ken ik de weg omdat ik de vorige keer met de trein ben gekomen. Uit Vigo, waar we de boot hadden aangemeerd en waar Jan – onze kok – te water moest bij 14 graden, omdat we vislijnen in de schroef hadden gekregen. Maar dat was een ander soort pech, vooral voor Jan omdat hij de jongste was aan boord.
Hoe dan ook, lopend – een toch nog wel aardige voettocht – bereiken wij via het station de beroemde kathedraal, maar helaas, er is geen dienst. Dus Willemine wil de volgende ochtend – zondag – terug om de beroemde dienst mee te maken, met het reuzen wierrookvat gierend van zijbeuk naar zijbeuk. Inderdaad een spektakel dat de reis waard is, ook zonder voettocht. Willemine wil met de Jeep. Via google vind ik een parkeergarage op loopafstand – beetje voettocht is wel gepast – waar we om half elf arriveren. Tijdig, want de mis begint om 12 uur en Willemine wil goed zitten. Als ervaren Santiago-ganger heb ik haar uitgelegd vanwaar men het mooiste zicht heeft op de monniken met hun wierrookvat. Nabij de parkeergarage lokt een pleintje om aldaar gratis publiekelijk te parkeren, maar gezien de kostbare lading van Jeep besluiten we zelfs op zondag zo dicht bij de kathedraal geen risico te nemen. Willemine rijdt, omdat ik ’s ochtends vroeg niet op mijn best ben. Zij benadert de garage voorzichtig en we dalen af in het binnenste dat bijzonder leeg is. Na enkele meters horen we een vreemd schurend geluid, van boven. Het is een Teken, namelijk dat Jeep met zijn dakdoos klem dreigt te raken onder de betonnen balken van de garage. Het Teken dringt tot ons door en Willemine stopt om daarna, op mijn verzoek, uiterst langzaam achteruit te rijden totdat de krassende geluiden ophouden. We stappen uit. De zekeringsband van dik nylon die we om de kofferdoos hebben gespannen is aan flarden. Verder lijkt alles kits. Een ongeschoren warrige jongen in parkeergarageuniform komt te voorschijn en vindt dat we weg moeten gaan. Achteruit terug? Die smalle helling op? Onder die betonnen balk door? Heen zijn we er onderdoor gedoken, gegleden wellicht, maar met de kont omhoog? Nee, inderdaad, dat kan niet, vindt ook de parkeerwachter. Hij wijst naar een zijbeuk (ja ook hier) waar we moeten parkeren, maar zelfs een slechtziende zoals ik ziet dat de balken daar nog lager zijn. Die doos moet eraf, gebaart de official en verdwijnt daarna naar zijn kantoortje. Sja.. hij is er door twee ervaren mannen opgezet en ik heb eerlijk gezegd daarbij niet scherp opgelet. Dus de gebruiksaanwijzing erbij gepakt. We moeten aan de bak, of aan de doos liever gezegd en bij de chef haal ik een keukentrap. Al die spullen die ik er zo zorgvuldig in heb gepuzzeld, moeten eruit. We leggen ze op een hoop in de hoek van de garage. Een binnenrijdende parkeerder passeert ons met vijf centimeter tussen de spiegels. Hij kijkt verbaasd. Zeker Belgen, zie je hem denken. De kostbare dingen, zoals een koffer met kleding van Willemine, proppen we op de voorstoelen. Daarna gaan we de klemmen losmaken waarmee de doos gemonteerd is. De klemmen willen niet los. Parkeerchef erbij, maar hem lukt het ook niet. Gezamenlijk bestuderen we de tekeningetjes van de gebruiksaanwijzing. Rode knop omhoog, dan duwen en draaien en schuiven… De parkeerwachter doet nog een vruchteloze poging en gaat daarna terug naar zijn kantoor. Mijn Hemel, wat nu. Willemine klimt weer op de keukentrap en… ja, ineens schiet de klem los! Een deuk in de muis van haar hand. Rode vlekken in haar nek. Maar nu weten we hoe het moet en de andere drie gaan makkelijker, nadat Willemine in de dakdoos is gekropen. De chef komt erbij. Tweeënzeventig is oma, zeg ik tegen hem. Hij grijnst bewonderend en verdwijnt weer naar zijn kantoor. Samen met oma til ik de lege koffer van het dak, waarna ik Jeep naast de berg bagage parkeer onder de lage betonnen balken. Dakkoffer er netjes naast gelegd, auto afsluiten en…het is halftwaalf, ja we zijn nog op tijd voor de mis!
Bij de kathedraal heeft zich al een flinke rij gevormd, die mooie zitplaats zit er wellicht niet meer in. Vijftien jaar geleden kan ik mij zoveel toeristische drukte niet herinneren. Alles verloopt nu volgens plan. Terwijl de klokken beieren, ontbijt ik uitvoerig met flensjes op het terras. Willemine volgt in de kerk het vliegende wierrookvat en ik hoop dat ze goed zicht heeft. Een uurtje later verschijnt ze, geheel blij, heeft ook nog kaarsjes gebrand voor het zielenheil van vrienden en familie en van Jeep. Samen genieten we nog een uurtje van deze prachtige middeleeuwse stad en daarna vervoegen we ons bij de parkeergarage. De chef is weg, lunchen denk ik, de zondaglunch is hier (ook) heilig. Maar gelukkig staat zijn keukentrap nog naast onze bagage. Zonder doos op het dak is het een fluitje om de Jeep naar buiten te rijden, in de zon, op de stoep waar enkele burgers een zondagse wandeling maken. Samen dragen Willemine en ik alle bagage naar buiten en daarna de doos, die als je er zo mee loopt, iets weg heeft van een dodemanskoffer, mede gezien de stemmige grijze kleur. Maar de wandelaars hebben geen achterdocht. Het monteren lukt daar op die zonnige stoep beter dan voorheen het demonteren en spoedig sta ik weer op de motorkap en Willemine op de keukentrap. Het is nog een heel gedoe, met veel geklauter en gehijs, om de spullen weer netjes in de dakdoos te passen, maar het lukt. Klep dicht, doos op slot, we kunnen verder naar Portugal. Helaas zonder zekeringsband. Willemine gooit de slierten in een nabij staande prullenbak, aarzelt even en haalt ze er daarna weer uit. Die mooie zelfklemmende gesp met een halve meter nog gaaf materiaal wil ze bewaren, als zekeringsband rond haar schilderskist. Het is bekend: Willemine kan moeilijk iets weggooien.