威而鋼

性愛是一種探索和發現自己身體和情感的過程。隨著時間的推移,男性不得不靠吃威而鋼維持勃起強度。

大樹藥局威而鋼

https://www.christian-oerlemans.net

Christian Oerlemans Thema’s &Tekstenmobiel +31653130151 – tekstschrijver, auteur, columnist – info@christian-oerlemans.netChristian Oerlemans Thema’s &TekstenZoekenHoofdmenuHomeVerhalen en essaysGedichtenColumnsProstaat KankerSchrijvenUitgelichtGeplaatst op 25 december 2018Al die handelingen die je verricht voordat je eindelijk eens een keer gaat schrijven.Ik bedoel; je bent van plan te gaan schrijven als je opstaat, maar er komt iets tussen.Eerst koffie, uiteraard. Dan ligt daar de krant, ja die moet je even inkijken. Stel je hebt een huisdier, dan moet die ook aandacht hebben natuurlijk. Bovendien begint je vrouw een gesprek over een lekkende dakgoot of ander huiselijk ongemak, net op het moment dat je op weg bent naar je schrijfkamer. Stel dat je een vrouw hebt. Of een schrijfkamer.

Over Christian

Christian Oerlemans. Na de middelbare school Stuurman geworden op de Grote vaart. Vier jaar varen, daarna liftend de wereld omzwerven van de Noordkaap tot Kaap de Goede Hoop. Werken als bordenwasser, metaalarbeider, wegwerker, druivenplukker en meer van dit soort baantjes. Schrijft reisverhalen en later korte verhalen in literaire tijdschriften, wordt leerling journalist en verruilt dit métier al gauw voor de reclame waar tekstueel talent ruimer beloond wordt. Volgende stap naar eigen reclamebureau, Geudeker/Oerlemans (GO), later GO/RSCG. Verantwoordelijk voor grote campagnes als “Even Apeldoorn bellen”, “Ontdek ’t bij de Hema” , “Autogas dat rijdt Super” , alsook voor Saab, Jaguar, Kwantum, Pearle enz. Schrijft columns en artikelen in reclamevakbladen Revue der Reclame, Nieuwstribune en Adformatie, werkt mee aan het Handboek Reclame (Kluwer). Schrijft drie thrillers (Bruna) en korte verhalen in Plot. Stapt begin ’90 uit zijn reclamebureau en start een consultancy genaamd Communicatie Groep Oerlemans, werkt o.a. voor Schwarzkopf, Digital, Honig, Petroplus, Amsterdam Airport Schiphol. Stopt hiermee in 1996, na een ongeluk. Publiceerde begin 2002 de gedichtenbundel “Oude Liefde”, in 2004 de licht erotisch getinte verhalenbundel “Vrouwen zijn om op te vreten”, in 2006 de roman “Het slechte pad”, in 2007 de roman “De carrière en de dood”. Schreef ook o.a. het Jubileumboek van de Art Directors Club Nederland, de biografie van kunstenaarsmodel Maria (een Model Mens) en het boek over Will Kellermann (Het Romantisch Avonturisme). Laatste boeken: Op weg naar de Noordkaap, een reisverhaal uit 1959, en MANNEN, je sluipmoordenaar heet testosteron, een relativerend maar zeer serieus boekje over prostaatkanker, gedichtenbundel 'Tijd van Leven'. Uitgever Elikser Leeuwarden. Schrijft ook voor literair tijdschrift Extaze - www.extaze.nl.

Herfst

Herfst.
Was ik een boom
in de herfst van mijn leven
zou ik geduldig
op de lente wachten
en voor de verandering
tijdelijk sterven en
rustig dood zijn tot
mijn reïncarnatie in
tere weefsels en wondergroei
van nieuwe botten
zou ik onbevangen de
nieuwe dag omarmen
en naar de hemel reiken
en wuiven in een frisse
wind en zacht ritselend
gelukkig zijn.


Christian oktober 2015.

En de mens schiep…

Op zondagmorgen lig ik graag in bad. Zo lang mogelijk, dus goed heet beginnen. En vooral koffie bij de hand. Het is een verrukkelijke onderdompeling in jezelf, terug in de moederschoot, ongestoord in het zijn. En bovendien een bad voor de hersens die vrijuit chaotisch aan de haal gaan met onuitvoerbare ideeën en verlichtende gedachten. Het eureka-gevoel dus. Belangrijk is dat ik een goed boek – e-reader tegenwoordig – heb om het denken op gang te brengen. Eén zin, één opmerking van een schrijver (de mensen lezen te weinig goede boeken!) kan een verhelderende kijk geven op je eigen leven zowel als op de wereldsituatie in het algemeen. Laatst las ik zo’n opmerking van Maarten ’t Hart: je zou de mens kunnen zien als de missing link tussen een organisme met verstandkiezen en een organisme zonder. Het ging dus over die lichtgevende evolutietheorie, die ons na duizenden duistere jaren zicht heeft gegeven op het ‘waarom’, maar daar wil ik het nu even niet over hebben. Ik heb geen verstandkiezen, dus zo’n opmerking van M’t H zet mij aan het denken. Enerzijds waarom de mens beestachtig wordt genoemd, terwijl geen enkel beest zich zo mensachtig gruwelijk gedraagt, anderzijds waarom de mens God naar zijn evenbeeld heeft geschapen. Met oorlog, dood en vernietiging tot gevolg.

In de ontwikkeling van de soort en de drang tot overleven hebben organismen zich veranderd en ‘verbeterd’ – hoewel er organismen zijn die tot volle tevredenheid al miljoenen jaren onveranderd voortleven – zodat ze harder konden lopen, beter konden zwemmen, scherper konden zien of horen, enfin ga zo maar door en dan kom je bij de mens die als enige de hersenen verder ontwikkeld heeft. Als je vooruit kunt denken, kom je ook met slechte ogen door het leven (de helft van de mensheid draagt een bril). En zonder verstandkiezen.  Anders gezegd, door de hersenen te ontwikkelen hadden we geen gevaar meer te duchten. Niet in de savanne. En ook niet in het verkeer, want auto’s rijden en parkeren straks automatisch. Het enige gevaar komt van onszelf. Want zoals dieren op elkaars eten jagen, jagen wij al sinds Abraham (Ibrahim) op elkaars gedachten. Met beeldenstormen,boekverbrandingen, mensverbrandingen, cultuurverwoestingen, uitbuiting, armoe, geestesziekte, moord en doodslag en zo meer tot gevolg. Ja volslagen gekte heeft de ontwikkeling van onze soort ons gebracht.

Mijn zoon, Delftenaar en IT-specialist zegt dat ik mij geen zorgen hoef te maken: wij zitten in een transitiefase. Binnen tientallen jaren zullen we niet alleen geen verstandkiezen meer nodig hebben, ook geen zintuigen (alleen wellicht smaakpapillen) of hersens, want dan is er een nieuw organisme ontstaan dat zichzelf op eigen kracht, zonder dna, zonder koolstofverbindingen of orthodoxe celstructuren, zo fenomenaal ontwikkelt, zo snel en zo verbijsterend intelligent, dat het eindelijk de houvast biedt aan alle zoekenden in dit chaotisch universum. We hoeven elkaar niet meer af te maken, we hoeven niet meer gelijk te krijgen, we zijn af, we zijn gelijk. We worden geleid door hogerhand, door een universele kracht waarnaar we altijd hebben gezocht en waarin we altijd hebben willen geloven.

Een nieuwe tijd breekt aan, waarin we niets meer te vertellen hebben. We kunnen onze hersens gebruiken voor ons plezier, want er is een macht die altijd beter denkt. We kunnen ons concentreren op de kleine wereld van ons eigen leven, want de grote universele wereld wordt uitstekend gestuurd door het Hogere. Transcendente sturing leidt ons – dat lastige organisme dat geen respect had voor eigen soort en biotoop – naar het paradijs dat we bij ons ontstaan zijn verloren. Het paradijs op aarde. We hebben het (ernaar) gemaakt. Emotieloze orde, machinale regelmaat en dictatoriale rust.

En de mens schiep God.

Consument in Portugal

Na vijfentwintig jaar consumeren in Portugal, blijf ik mij nog steeds verbazen.  De verschillen tussen groot en klein, modern en antiek, rijk en arm blijven verbazingwekkend. Toen ik hier kwam werd het meeste vervoer  gedaan met de muilezelkar en de rokende driewieler, een vrachtkistje op een tweetakt motorvehikel. Luxe auto’s waren vooral klein. En vrijwel iedereen was personeel of boer. Toen kwam de mobiele telefoon en de sprong vooruit. Ineens hadden tuinman, timmerman en bouwvakker een mobiele telefoon, formaat baksteen, die ze als een wapen met de antenne omhoog aan de riem droegen.  En tegelijkertijd verschenen er werkjeeps, Nissan en Mitsubishi met een bakkie waarin de betonmolen kon staan. De rijken kwamen en lieten paleisachtige huizen bouwen bij de golfbanen, geld stroomde binnen, Mercedesen op de slechte wegen alsmede nu ook luxe jeeps zonder bakkie. Personeel en boer werden zelfstandig, landjes en vervallen boerderijtjes (quinta’s) gingen in de verkoop, cafeetjes en pastelaria’s ontsprongen als onkruid na een regenbui. Maar ondertussen werkte de vaste telefoonlijn niet en kon je nog nergens een behoorlijk donzen dekbed kopen. De nachten zijn hier ’s winters koud. Maar in die schattige boerderijen en uit de grond gestampte toeristenverblijven ontbrak (en ontbreekt) de verwarming. De zon schijnt immers overdag, bijna altijd.

Inmiddels zijn de nationale wegen nog steeds slecht, opgelapt en ingezakt en deels gerepareerd na aanleg van de riolering en de waterleiding. Daarnaast zijn er prachtige tolwegen aangelegd met Europees geld, waarop je zelden verkeer ziet. De Portugees verdomt het om te betalen voor een weg die gratis en voor niks cadeau gekregen is van belastingbetalers uit Noordelijke landen. In de drukte van bouw en ontwikkeling verslonsden de boomgaarden met amandel, vijg, olijf en johannesbroodboom. Als je voor vijf euro per uur in de bouw kan werken, ga je geen olijven of amandelen plukken. Dit werd (en wordt) overgelaten aan de rondtrekkende zigeuners die met hun paarden en karren langs de slecht onderhouden wegen trekken en in verlaten veldjes hun kampementen ad random opslaan. (‘Hekken, poorten, deuren op slot!’ – waarschuwt Liberta, mijn hulp. ‘Het zijn ladrões!’).

Na de crisis worden nu  ineens weer enorme plastic kassen gebouwd, voor frambozen en aardbeien, luxe fruit dus, en uitgestrekte sinasappelplantages worden opnieuw aangelegd, niet voor de sinasappels, want die leveren niks op (10 kilo voor 2 euro in een stalletje langs de weg), maar voor de subsidie. De boeren zijn terug, niet om te boeren, maar om te oogsten uit de Europese boomgaard waar het geld aan de bomen groeit, voor zover je een drukpers als boom wilt zien.

Genoeg hierover. Vandaag moet ik naar het postkantoor en dat gaat wel even duren. De elektricien zou ook komen, om negen uur, maar is niet geweest. Wordt wellicht vanavond of morgen misschien. Ik had elektriciteitsproblemen en dus klagen bij de elektriciteitmaatschappij (EDP). Heel modern, via de website en ‘Mijn EDP’, prachtig.  Je wordt teruggebeld door beleefde jongens en meisjes die goed Engels spreken, en bloemrijke verontschuldigingen uit het hoofd hebben geleerd. We gaan het in orde maken. Een week later staan dan onverwachts een paar monteurs in de buurt van je huis. Ze bellen mobiel, uiteraard. En vragen de weg. Rap Portugees dat je niet kunt volgen. Meneer, kunt u het in het Engels zeggen? Nee, dat kunnen zij niet. Uiteindelijk zijn ze dan bij jouw meterkast (elk stopkontakt een eigen schakelaar, zo modern zie je het zelden) en meten wat hier en daar en concluderen: in orde. Ja maar…  die storing? Sja, weten zij ook niet. De kabels in deze regio… oude kabels meneer. Ik begrijp het, dus vergelijkbaar met mijn ADSL verbinding die regelmatig uitvalt. Oude kabels.

O ja, naar het postkantoor voor postzegels. We hebben hier nog echte postkantoortjes, waarin één postbeambte resideert. Hij kent iedereen en heeft alle tijd. Zoals iedereen hier. Je kunt er als Hollander in het begin knap nerveus van worden, maar het went. Het tempo wordt hier bepaald door de persoon achter de balie of de toonbank. Voert deze toevallig een privé telefoongesprek, dan heeft dit voorrang. Evenals de uitwisseling van huwelijks- en andere avonturen tussen winkeljuffrouwen en ander bedienend personeel. Alleen in restaurant en pastelaria is de klant koning. Vandaar dat heel veel Portugezen ’s middags lunchen (Papa’s restaurant, tussen de middag altijd vol, dagmenu 6 euro) of een espressootje nemen bij de bakker of op het terrasje van de supermarkt. Om op het postkantoor terug te komen, ga er niet heen vlak voor Kerstmis, want dan laten de dorpelingen hun kerstzendingen speciaal inpakken in hiervoor aanwezig kerstpapier. De beambte pakt in en wil ondertussen weten voor wie het bestemd is en hoe het gaat met die persoon in kwestie, nu deze niet in ons dorp woont. Dat kan wel eens een gesprek worden waarbij het inpakken stagneert. Maar niemand vindt dit erg. In Portugal wacht je altijd geduldig totdat je aan de beurt bent.

Ojee daar gaat mijn mobiele telefoon. In het postkantoor. Het is MEO, de telenetprovider en een beleefd meisje offreert mij supersnel internet. Ik leg uit dat ik in mijn regio oude kabels heb. Dit spijt haar enorm. Niemand stoort zich aan mijn telefoongesprek, want men heeft het druk met de eigen conversaties over wel en wee in ons dorp. Veel wee, sinds de crisis. De loketbeambte grijnst even naar mij terwijl de oude vrouw haar portemonnee met muntjes voor hem leegt op de balie.

Dit is een chaotisch stukje geworden, merk ik, maar zo is het leven hier nu eenmaal.

Wordt vervolgd.

Christian

 

Het Geluksgevoel.

Het was maandagochtend. Ik was alleen thuis, want mijn geliefde was haar kunstzinnige visie aan het verbreden in buitenlandse musea. Het had licht gesneeuwd, de natuur lag stil en de enige geluiden die ik hoorde waren de geluiden in mijn hoofd. Rust overviel me, en de werkzaamheden waaraan ik ’s nachts nog had gedacht werden ongelofelijk onbelangrijk, afgezet tegen het ruimtetijd model dat wij stervelingen op deze aarde als realiteit ervaren. Ik besloot om in een warm bad te gaan liggen, met een kop koffie en een paar smakelijke koekjes en het nieuwste boek van Stephen Hawking getiteld “The Grand Design”. Voldoende ingrediënten om zelfs mijn eigen ik te relativeren. Lezend in de buitenaardse, ja zelfs buitenuniversele gedachten van deze grote denker, neergeschreven via een aangepaste computer die zijn denkwerk voor ons vertaalt in woorden, ervoer ik het geluksgevoel. Mijn fysiek totaal ontspannen (denk aan Archimedes en de zwaartekracht), mijn psyche louterend gevoed met hersenvoedsel van een hogere orde, van een grootheid die menige onwetende Goddelijk zou noemen, zweefde ik door het heelal in stille verwondering. In zekere zin werd ik een gelovig mens. In vroegere tijden – en nu nog – werd gepredikt dat je moet geloven om gelukkig te zijn, maar het is andersom. Je moet gelukkig zijn om te geloven dat onze waarneembare realiteit werkelijkheid is, dat het leven bestaat, dat wij Zijn. Wij zijn dankzij een evolutionair proces, dat zich voortdurend vernieuwt en verbreidt sinds de oerknal ruim 13 miljard jaar geleden het systeem (ons systeem) in werking heeft gezet. Wat was er vóór de oerknal? Dat weten we niet en kunnen we niet weten omdat onze wetenschap hier geen aanknopingspunten vindt via de waarneembare realiteit. Zelfs de hersens van Hawking kunnen niet verder terugdenken dan 13 miljard jaar. Het is natuurlijk ook wel genoeg denkstof, zeker in vergelijking met het Model van Genesis dat slechts zesduizend jaar teruggaat en waarin God ons voor de gek houdt door overal fossielen te verstoppen die ons vertellen dat de aarde veel ouder is dan zesduizend jaar. En dat bestaat niet. Zo zou je kunnen concluderen dat God bestaat, maar daar gaat dit verhaal niet over.

Het geluksgevoel is een momentopname. Het is onmogelijk om je altijd gelukkig te voelen en dat is maar goed ook, want dan zou de mens niets bereiken. Ongeluksgevoel is nodig voor de ontwikkeling – en als we dit te menselijk gedacht vinden (kan een dier geluks- en ongeluksgevoelens hebben?), noem het dan ongemakgevoelens of nog eenvoudiger, ervaringen van ongemak. Hierop is de evolutie gebaseerd. Aanpassing aan de omstandigheden. Wilskracht en doorzettingsvermogen zijn begrippen (het zijn slechts woorden waarmee wij bepaalde vermogens trachten te omschrijven) die hierbij passen. Zonder wilskracht en doorzettingsvermogen – en soms enig geduld – gebeurt er helemaal niets in de natuur. Kijk naar de mieren. Of naar het boompje dat zich op de rots weet te handhaven, dat zou je ook doorzettingsvermogen kunnen noemen.

Terug naar Stephen Hawking. Waarschijnlijk zou hij graag, net als ik, in een warm bad willen liggen met koffie en koekjes en een interessant boek. Maar rond zijn twintigste openbaarde zich bij hem de ziekte ALS (amyotrofische laterale sclerose), een neurologische afwijking die de zenuwcellen onklaar maakt zodat de fysiek niet meer motorisch functioneert. Toen de ziekte werd vastgesteld, gaf men hem nog een paar jaar, maar dankzij de wetenschap (waarin hij zelf gelooft) leeft hij nog steeds, hoewel hij sinds 2009 geen enkele spierfunctie meer heeft. Alleen zijn hersens werken. Hawking gelooft niet in God. Maar men zou kunnen geloven dat God hem volstrekt onbewegelijk heeft gemaakt, opdat hij zich beter kan concentreren op het denken en zodoende de grootheid van de Schepping kan beschrijven in zijn boek “The Grand Design”. Hawking in dienst van de creationisten. Hij zou uit zijn stoel springen als hem dit werd aangewreven, denk ik.

Goed, laten we teruggaan naar het Geluksgevoel. De ervaring ervan hangt naar mijn mening nauw samen met de eerdergenoemde begrippen wilskracht, doorzettingsvermogen en geduld. Als je niet met tevredenheid naar ervaringen in je verleden kunt terugkijken, zul je het geluksgevoel niet vinden. Het geluksgevoel is namelijk verbonden aan tevredenheid met jezelf, en de oorzaak hiervan ligt nooit in de toekomst.

In deze verhandeling is nu het moment gekomen om euforie en geluksgevoel te onderscheiden. Neem een schaatser die wereldkampioen wordt op de sprint, Stefan Groothuis, al dertig jaar oud en eindelijk – zoals hijzelf eindeloos herhaalde – eindelijk werd hij kampioen. Euforie. Uitzinnige vreugde. Het lijkt op geluk. Hij heeft heel veel wilskracht en doorzettingsvermogen en geduld nodig gehad om ziekte en tegenslagen te overwinnen, om te blíjven trainen, te blijven geloven in zichzelf en in de bereikbaarheid van zijn doel. En nu? Moet hij zijn titel nu verdedigen? Moet hij ook Olympisch kampioen worden? Zo goed als Wotherspoon kan hij niet meer worden en misschien is dit nu – straks, morgen – een naar gevoel. Hij raakt zijn titel kwijt, is het niet volgend jaar, dan het jaar daarop. Ongeluksgevoel. Afzien. Afbouwen, afscheid nemen. Maar jaren later, heel veel jaren later zit hij in een warm bad met een kop koffie en een koekje en leest een interessant boek over de geestelijke vermogens van de mens, over kwaliteit van leven, over goed in je vel zitten en tevreden zijn met jezelf. Misschien overvalt hem dán het geluksgevoel. Dat hij het zo slecht nog niet heeft gedaan, dat hij best een goeie kerel is, dat hij geen vergelijkingen nodig heeft met anderen en dat het Zijn nog wel iets anders is dan hardschaatsen, hoewel dat een heel mooie sport is. Zoiets. Een topsporter op de top van zijn sport zie ik dergelijke filosofische gedachten niet ontwikkelen, net zomin als een topzakenman/vrouw op de top van zijn/haar carrière of een topdenker op de top van zijn imago. Euforie nu, geluksgevoel komt later.

Stephen Hawking werd beroemd met zijn boek “A brief history of time” (vertaald als “Het Heelal”), een kosmologisch denkwerk waarin hij de imaginaire tijd introduceert om grip te krijgen op zwarte gaten en de oerknal. Het enorme succes – de populariteit – van dit boek moet hem een gevoel van euforie hebben gegeven. Toch maar mooi opgeschreven, zonder handen. Nu twintig jaar later volgt “The Grand Design”, waarin hij meer filosofisch wordt over ons wetenschapsmodel van waarneming en waarschijnlijkheid. Hij stelt hierin de vraag:

“Is de manier waarop het universum is ontstaan een daad van God, om redenen die wij niet begrijpen, of is het voorgeschreven door de wetten van de wetenschap. Ik denk het tweede. Want omdat er wetten zijn als die van de zwaartekracht, kan en zal het Universum zichzelf creëren vanuit het niets.”

Pas na het schrijven van dit boek heeft Hawking zich duidelijk uitgesproken als atheïst, gelovend in wetenschap gebaseerd op rede en waarneming, boven het geloven in dogma’s. Zou hij nu in een warm bad worden gezet met koffie en een koekje, dan zou hij ongetwijfeld het geluksgevoel beleven. Hij kan vijftig jaar terugkijken naar denkwerk dat hem op basis van de diagnose van zijn ziekte niet gegeven was.

Zo kom ik op de “kwaliteit van leven”, dat mooie modieuze begrip wat we hanteren in onze hang naar geluk(sgevoel), ontwikkeld na de jaren van de emancipatoire revolutie in de westelijke wereld (niet toevallig samenvallend met het loslaten van de gouden standaard in 1972 en de groeifactor als het ultiem goede). Ieder heeft over de staat van idealiteit een eigen mening, zoniet gevoel. Minder werken, meer vrije tijd, gezonde voeding, mooi weer, mooi huis, mooi interieur, leuke kinderen, goede opleiding, enfin, de intelligente lezer kan deze opsomming zeker voortzetten en wellicht verbeteren of vervolmaken. Maar mijn stelling is, dat kwaliteit van leven samenhangt met de ervaring van momentele geluksgevoelens, die op hun beurt samenhangen met retrospectieve gedachten over het Zijn en het Zelf. De grootste vijand van onze geluksgevoelens is ons Zelf, in onze neiging tot afhankelijkheid van mensen en omstandigheden om ons heen. Wij streven (meestal) naar een leven in de ogen van anderen, onder de omstandigheden die door anderen gecreëerd zijn of worden. We willen goed gevonden worden, we willen mooi gevonden worden, we willen slim gevonden worden en vul maar in. Opvoeding speelt hierin natuurlijk een rol. Gebrek aan zelfvertrouwen is het kenmerk van een te grote afhankelijkheid. Onrust eveneens. Schuld en schaamte zijn de misgevoelens die door de eeuwen heen misbruikt zijn door de opvoeders, door de mensen met Macht in kerk en maatschappij. (En in het gezin).

Wie kwaliteit van leven, in welke context dan ook, nastreeft zal nimmer het doel bereiken. Het zal nooit goed genoeg zijn. Er zal aan zovele plichten en verplichtingen moeten worden voldaan, dat slapeloosheid het gevolg is, evenals de maagzweer, de dip, de hoofdpijn en de chronische vermoeidheid. Het gevoel van mislukking dringt zich op. Psychiaters, coaches, haptonomen, auralezers en handopleggers verdienen een boterham aan jouw hopeloze falen. Je bent de controle kwijt, als je die al ooit gehad hebt. Je bent jezelf kwijt, je zoekt, je kijkt verbeten in de spiegels die anderen je voorhouden en je ziet iemand met wie je geen relatie hebt. Einde verhaal. Tijd voor de drastische stap, de stap terug naar jezelf. Wie was je ook al weer? Bekijk de fotoalbums van je jeugd, herinner je het kind. Herinner je de geluksgevoelens die je had, als kind. Ga vaker in een warm bad zitten met koffie en een koekje. Dat heeft iets kinderlijks, inderdaad. Lees een boek waar je hersens iets mee kunnen, geen sprookje, geen mythe, maar realiteit die even reëel is als het gevoel van de opwaartse druk in het water. Een aanrader in dit verband is “Strangers to Ourselves” van Timothy Wilson. Discover the adaptive unconscious – en je bent op weg naar de herontdekking van het geluksgevoel.

Christian Oerlemans

Januari 2012

Herinnering

Herinnering

 

De hemel waarnaar

zovelen biddend uitzien

hangt zwaar drukkend

op mijn oude hoofd

de kleine duivels

uit mijn onderwereld

steken messen brandend

achter mijn gedachten

terwijl mijn hoofd

zacht onder water zinkt

denk ik aan hem alweer

alweer ervaar ik het begin

van hoe het is geëindigd

hoe het zou zijn geweest

in de weldadigheid van

warm water in dat

verre eiland bad

na lome luiheid het

gevoel van lichaam licht

de geest verruimd ja

euforie wellicht in het begin

zo weg zeilend zonder

wind zonder lucht

zonder zelf zonder bewust

zo naar de hemel

die zich opent in

ordeloze chaos als een

kleurrijk bloemenveld

zo zal het zijn geweest

dat je nog denkt

één split seconde

daar ga ik heen

het gaan waaraan

geen einde komt

tot koolmonoxide

het licht versluiert

met de zwaarte

van dood zwart.

Christian

1973 – 2014

Mijn kruis

Mijn kruis.

Ik draag mijn kruis
Eens middelpunt
Van het heelal
Mijn kruis en kracht
De levensdrang
Die voorwaarts sprong
Ik draag mijn kruis
Lachwekkend klein
Zonder opstandigheid
Draag ik mijn kruis
Gering gewicht nog
Tot de eindigheid
Mijn kruis
Verkankerd eerst
Vermorzeld toen
Levensloop
Moderniteit
Ik draag mijn kruis
Met weemoed
En verlangen soms
Mijn kruis dat was
Ooit toekomst hoop
Geheim van dood
Maar nu
Gestorven reeds
Mijn kruis
Zo leeg en licht
Als diepste denken
Terug gedacht
In moederschoot

Chinese massage in Moncarapacho.

Mijn Chinese masseuse met de grote handen en kleine tanden.

Op een dag komen we bij de bakker vandaan. We hadden even koffie gedronken met iets erbij, een Pastel de Nata of een Torta Amendoa of een Folhado de doce de Figo com Nozes of… ja de Portugezen houden wel van een taartje. De bakker heet dan ook altijd Pastelaria en je vindt ze op vrijwel elke straathoek met een terras ervoor. In ons kleine dorp hebben we zelfs drie Patelarias. En twee tandartsen er vlakbij. Portugezen drinken veel en vaak koffie, die dan ook niet zo duur is als in Nederland. Een espressootje – hier Bica genoemd – drink je voor pakweg zestig cent. Goed, op een dag komen we dus na de koffie bij de bakker vandaan en ik zie dat grote bord: “Massagem Chinesa”, met een pijl gericht op het mini winkel- en kantorencentrum achter de Pastelaria. Hier huizen onder andere de tandartspraktijk – vijftig euros per schoonmaakbeurt – de kapster, het technisch installatiebedrijf van José die overal verstand van heeft en onlangs nog een wasmachine bij ons heeft geïnstalleerd en tegelijk de drinkwaterpomp heeft bijgesteld (gratis) en de plaatselijke makelaar. En nu ineens ook de Chinese massagesalon. De ruimtes die in dit centrumpje verhuurd worden (en te huur staan) zijn vergelijkbaar met aquariums, glas rondom. José heeft de helft van zijn winkel dichtgeplakt met posters, waarachter hij kantoor houdt. De kapster is zichtbaar aan het werk. De tandarts heeft overal ondoorzichtig melkglas laten aanbrengen.
De Chinese massagesalon beslaat een flinks stuk winkelpui, waarvan het glas tot borsthoogte ondoorzichtig is gemaakt met folie. J I N Y U Massagem Chinesa staat er op de ruit. We kijken naar binnen en zien een kleine zitruimte met een bruin bankstelletje, een waterkoeler, een witte staande lamp van uitgestanst plastic en een stevige Chinese mevrouw die op het bankje zit en vriendelijk glimlacht. Een klant in de wachtruimte, denken we. Zij blijft naar ons glimlachen en wijst uitnodigend naar de glazen deur. Ik open deze deur en stap naar binnen, gevolgd door Willemine. De vrouw komt blij overeind en blijft uitnodigende gebaren maken, waaruit ik opmaak dat zij geen klant is, maar de masseuse zelf. Zij is stevig gebouwd, gedrongen als een boerin die veel zwaarte heeft getorst en haar handen zien eruit alsof zij er meer mee kan dan masseren, ijzer buigen bijvoorbeeld. Zij heeft een maanrond gezicht met lachende zwarte oogjes die nauwelijks scheef staan en haar blije mond toont een rij perfect gerangschikte tandjes die eruitzien alsof ze na haar kleuterjaren niet meer gegroeid zijn. Erboven toont zij veel tandvlees.

De masseuse loopt over van welkom. Terzijde van de zitruimte schuift zij een blauw plastic gordijn opzij om haar praktijkruimte te tonen. Het ziet er fris uit. De glazen achterwand is bedekt met een warmgeel papieren voorhang waardoor de zon een mooi licht verspreidt. Er staat een behandeltafel van het bekende type, met een gat voor je kin en neus voor als je op je buik moet liggen. Er ligt een kraakhelder wit handdoekje opgevouwen in het gat. Op een Ikea-achtig kastje staan flesjes met olie met ernaast nog een stapeltje schone handdoekjes en een doos tissues. De masseuse nodigt mij met een illustratief gebaar uit om mij te ontkleden. Hoho. Zover ben ik nog niet, zeg ik haar in het Portugees en voor de zekerheid ook in het Engels. Nu blijkt dat zij ook een stem heeft, maar talen spreekt zij nauwelijks, behalve wellicht Mandarijn. Kom, zegt ze in het Portugees en wijst naar de zitruimte waar Willemine is achtergebleven. Zij gaat mij voor en toont een folder met prijslijst. ‘Waar zit pijn?’ wil ze weten. Ik wijs op mijn nek en schouders. Zij wijst op de behandeling: Dores no pescoço, ombros (Pain in neck, shoulder) : 40 min – 20€. Het is verrassend wat zij allemaal in de aanbieding heeft, van Corpo Inteiro ( 60 min – 30€) tot Ãgua-Reflexologia ( Wather Reflexologia Full Body , 60 min – 35€). De normale massages zijn allemaal 40 minuten en kosten 20 euro. Ter plekke ben ik overtuigd, voor dat geld wil ik het wel eens proberen. Dus ik vraag of ik over een uurtje terug kan komen, zodat ik Willemine, die moet plassen, naar huis kan brengen. Maar Willemine vraagt meteen of er ook een wc is? En ja, zelfs een wc is aanwezig in de Chinese massagesalon. Ik had het niet verwacht, maar achterin blijkt een deur te zijn waarachter een wcpot en fonteintje, best wel schoon volgens Willemine, die daar een scherp oog voor heeft.

Als ik een uurtje later terugkom is de wachtruimte leeg, maar de deur is open dus ik stap naar binnen en roep Óla. Geen reactie. Voorzichtig gluur ik achter het blauwe gordijn, maar de praktijkruimte ziet er onberispelijk leeg uit, schone handdoekjes en olieflesjes nog even netjes geordend. Ik ga op het bruine bankje zitten en wacht. Na een minuut of tien vermoed ik dat er iets niet klopt, de masseuse is verdwenen, maar haar sleutelbos ligt op het kastje van de brandalarmknop. Op de folders staan twee telefoonnummers (tlm dus mobiel) en ik bel het tweede nummer. Een man beantwoordt de oproep in gebroken Portugees met soepele Chinese tongval en weet mij te vertellen dat ik moet wachten. Komt goed, zegt hij. Komt goed. Desalniettemin besluit ik nu het eerste tlm nummer te bellen en verdraaid daar klinkt haar kinderstem luid en helder en geagiteerd: ‘Desculpe, desculpe! Ik kom, ja een minuut ja!’ Vijf minuten later komt ze binnen met twee gele boodschappentassen van de supermarkt, enigszins verwilderd en buiten adem. ‘Oh oh, desculpe, compras!’ Ze wijst op de tassen en ik stel haar gerust. Niks aan de hand, ik heb wel even tijd. We gaan onmiddellijk achter het blauwe gordijn en ik trek mijn T-shirt alvast uit. Goed zo? Nee, broek ook uit gebiedt ze. Zij is nu de baas en neemt de leiding. Ik moet op mijn buik op de bank liggen met mijn kin in het gat. Onder mijn voeten schikt zij een rolkussentje en mijn armen trekt ze omlaag langs mijn zijde en verpakt ze in een handdoek. De behandeling geschiedt woordloos, ik hoor alleen nu en dan kuchen of snuiven terwijl ze met haar stevige handen over mijn ruggenwervels rolt. Ik dacht nek en schouders, maar de behandeling strekt zich uit tot onder het elastiek van mijn onderbroek, die zij routinematig omlaag schuift. ‘Was het erotisch?’ vraagt Willemine later. Nee, in het geheel niet, eerder hardhandig. En vermoeiend, het valt niet mee om veertig minuten plat op je buik te liggen, door je neus ademend in een gat in de ligbank. ‘Heeft ze ook niet op je gelopen?’ Willemine had wel eens een Chinese massagefilm gezien. Nee, ze kon het prima met haar boerenhanden en ik moet zeggen, best lekker en voor twintig euro zou je wel gek zijn als je dit niet minstens één keer in de week zou ondergaan.

Hoe de Chinese mevrouw met de kleine tandjes het redt in haar salon is mij niet duidelijk. Ik krijg de indruk dat ik haar enige klant ben, ik kan altijd meteen terecht. ‘De Chinese mafia zal er wel achter zitten’, oppert Willemine. ‘Die Chinezen pikken alles in en nemen alles over, je ziet steeds meer van die Chinese winkels met goedkope rotzooi en gebrek aan kwaliteit, dat is heel jammer’. Kan zijn, maar mijn Chinese masseuse gebruikt lekkere eucalyptus olie en wrijft mij helemaal droog en schoon met een frisse handdoek na de behandeling – die meestal iets uitloopt – en ik krijg gratis een plastic bekertje bronwater te drinken. Haar handen zijn stevig, maar haar prijzen niet.

Christian, september 2014

Reddeloos

Reddeloos

Als ik jou zie
Gewoon op straat
Zo’n mooie jonge meid
Dan wil ik terug
Zo veel jaren terug
Toen ik verleiden kon
Maar ik vergeet
Dat in die tijd
Mijn blik vertroebeld was
Door precies zo één als jij
Zo’n mooie jonge meid
Die mij bezwoer
Bij haar te blijven
Want reddeloos was zij
Zonder mij ja zonder mij
Ja reddeloos zei ze
Reddeloos en toen
Verliet zij mij en hoe
Reddeloos was ik
Verlaten held
Gewoon op straat
Kijk ik naar jou
En weet ik weer
Hoe dat voelt om
Reddeloos te zijn.

Christian
2014

Achtentwintig euro.

Achtentwintig Euro.

Je kunt je afvragen of het toeval is dat ik mij kort na elkaar gepakt voel voor een bedrag van achtentwintig euro. Waarom achtentwintig euro? Heeft dit een betekenis? Als ik binnenkort nogmaals over ditzelfde bedrag struikel, dan ga ik ergens in geloven.
Maar laten we daar niet op wachten. Ik vertel alvast wat er gebeurde. We waren een paar dagen in Parijs en natuurlijk wilden we ook een keer eten in La Coupole waar alle interessante, beroemde en aanverwante mensen een keer hebben gegeten, of dat alsnog een keer gaan doen. Het trof mij – maar dit terzijde – dat de koepel waar het om draait geheel opnieuw is beschilderd en hoewel mooi blauw heeft het op mij toch niet het wauw-effect van weleer. Maar goed, La Coupole blijft een aanrader en als je er nog nooit van gehoord hebt, dan wordt het een keertje tijd.
Wij wonen in dit verhaal tijdelijk in een hotel in de Marais, een pittige buurt die net onder vuur was genomen – gelukkig niet letterlijk – door Palestijnse sympathisanten en anti- Israëlieten waarbij in de bekende Rozenstraat (Rue des Rosiers) de falafel restaurants op nogal hardhandige wijze waren aangepakt. Je kunt je afvragen of dit de mensen in de Gaza strook helpt. Maar dat is een ander onderwerp.
Het is een heel eind van de Marais naar de Boulevard du Montparnasse waar het restaurant is gevestigd. Te ver om te lopen. En omdat mijn geliefde een lichte vorm van aversie – ingegeven door angst vanwege de verhalen – heeft tegen de Metro, een prachtig vervoermiddel dat onder de verkeerschaos door raast, bestellen wij een taxi. Het duurt even en in het smalle straatje bij ons hotel staan wij te wachten, samen met een Amerikaans stel dat – zo bleek later – eveneens een taxi heeft besteld.
Ineens komen er van de Beaumarchais twéé taxis ons straatje in gedraaid, twee precies dezelfde Skoda’s. Zowel het Amerikaanse stel als wij kiezen een Skoda en terwijl ik naar binnen schuif zie ik dat er 12 euro op de teller staat. Twáálf euro en we zitten nog niet eens!
Op ditzelfde moment horen wij vanuit de Skoda die voor ons staat geparkeerd een kijverig geschreeuw en we zien de Amerikanen geschrokken terugdeinzen. Zij worden weggestuurd door de heftig gesticulerende donkerhuidige chauffeuse die half uit het raampje van haar Skoda hangt en de Amerikanen in rap Frans boze woorden toeroept. Enigszins geïntimiteerd, om niet te zeggen aangeslagen, vervoegen die zich bij ons en vragen beleefd of wij willen ruilen. Ach, waarom niet, het zijn allebei Skoda’s en onze chauffeur is een ongeschoren chagrijn.
Wij lopen dus naar de voorste Skoda en schuiven naar binnen achter de chauffeuse die nog steeds luid zit te mopperen. Zij wil weten welk kamernummer we hebben. Uh? Vierhonderddrie mevrouw. Quatrecenttrois? Oui, oui, quatre cent trois. Het stelt haar gerust en mij ook want ik zie ondertussen dat er bij haar maar 6 euro op de teller staat. Toch even gauw zes euro verdiend.
Nog steeds luidkeels mopperend en foeterend op mensen die maar doen wat ze willen en alle werken in uitvoering waar ze last van heeft, draait ze via de Bastille de Rue Rivoli op en begint die te volgen. Hoewel ik Parijs niet heel goed ken, is dit volgens mij toch niet de weg naar de Tour Montparnasse waar La Coupole niet zo ver van verwijderd is. Al spoedig staat de teller bij haar ook op 12 euro en we slaan scherp linksaf een nauw straatje in en een poort onderdoor. Tot mijn verwondering manouevreert zij de Skoda via eenrichtings pijlen langs de gebouwen van het Louvre. Leuk om die ook even te zien, maar voor de zekerheid vraag ik haar of dit wel de kortste weg is en of ze wel weet waar La Coupole is, u weet wel op de Boulevard du Montparnasse, niet ver van de Tour…
Nu is zij opnieuw beledigd en ze verhoogt het volume van haar voortrazend stemgeluid. Jaja dat weet ze wel, wat denk ik wel, dat zij dat niet weet meneer? Zij weet het precies, zij kent de weg, en ze kan de gps niet volgen (dat is mij al opgevallen) vanwege al die opbrekingen en omleidingen! Nog een geluk dat ze ons niet uit haar Skoda zet. Na nog tien minuten omrijden stopt ze triomfantelijk voor La Coupole en ze weet haar Skoda exact voor de ingang te parkeren, knap stukje werk, dat moet ik haar nageven.

Om kort te gaan, er stond dus 28 euro op haar teller toen we een half uur te laat binnenkwamen. Dat lijkt niet zo erg. Maar bij La Coupole ben je dan al lang je tafeltje kwijt, daarin zijn ze streng en dat kunnen ze zijn want er zitten continu een stuk of twintig mensen aan de bar te wachten op een vrijkomende plek. Maar wij komen helemaal uit Holland en hebben ruim van te voren via internet gereserveerd en na enig zoeken blijken we in de computer te zitten en krijgen we alsnog een tafeltje toegewezen.
Mooi. Leuke avond. Achter een varen tegenover mij zit een vent die mij bekend voorkomt. En vice versa. We knikken naar elkaar en de hele avond beloeren we elkaar omdat we niet weten wie wie is. Voor het overige: prima. Een aanrader, hoewel de rekening natuurlijk niet 28 euro was. Als u dat soms dacht.
De tweede 28 euro komt namelijk als ik de foto’s van het etentje, met mijn geliefde prachtig uitgelicht tegen het blauw van de ‘Coupole’, wil downloaden van de Nikon camera. Ik heb het Nikon usb kabeltje niet paraat. En Nikon heeft een geheel eigen ministekkertje dat je niet zomaar even bij de computerwinkel haalt. Ja, via het internet is zo’n kabeltje op te sporen en het kost bijna 6 euro. Maar… daar komen dan nog tweeënhalve euro portokosten bij. Ja zeg, dat is duur zeg.
Ik bel de beste fotozaak van Hilversum en verdomd, na lang zoeken in de kelder blijken ze zo’n kabeltje in voorraad te hebben. Eéntje slechts. Reserveer die maar voor mij, ik kom hem ophalen als ik in de buurt ben. Goed. ’s Middags moet ik toch die kant uit voor boodschappen, dus naar de fotowinkel waar ik de bedienende jongeman uitleg dat er een kabeltje voor mij klaar ligt. Hij kan het bijna niet geloven, maar na enig gesnuffel in een kastje vindt hij inderdaad het kabeltje, met mijn naam op een papiertje. Goed zo. Bij de kassa haalt hij het dingetje langs de scanner en noemt een bedrag. Ik versta acht euro, verdorie net zo duur als via internet met de post erbij. Uit mijn portefeuille pak ik een tientje. De jongeman wacht geduldig en ik ook en uiteindelijk, na nog even wachten, zegt hij “het is achtentwintig euro meneer”.
Achtentwintig euro??! Voor zo’n usb kabeltje?
Ja meneer.
Via het internet kost het nog geen zès, roep ik ontredderd.
Ja meneer, maar dit is Nikon.
Enfin, ik neem dat kabeltje natuurlijk toch maar mee en de foto’s blijken leuk. Maar het toch al niet goedkope etentje bij La Coupole heeft me nu twee keer 28 euro extra gekost. Twee keer hetzelfde getal…Toeval? Op welk nummer zit dat restaurant eigenlijk op de Boulevard du Montparnasse?

Christian, augustus 2014

Uitlaat verloren.

Alweer een garageverhaal.

In een achteraf straatje in Olhão verloor mijn goede oude Volvo bijna zijn uitlaat. Ik stond geparkeerd op een zanderig stoepje voor de werkplaats van de monteur die mijn motorzaag gaat repareren. Deze werkplaats biedt nauwelijks plaats aan de man zelf, het is een duistere gang volgestouwd met grasmaaiers, fietsen en onderdelen waarvan de herkomst mij niet duidelijk is. Achterin is een alkoofje waar hij werkt. Hij moet wel goede ogen hebben…
Enfin, ik rijd de Volvo van het zanderige stoepje en hoor iets schuren. Tegelijk verschijnt een oudere fietser naast mijn portierraam om te vertellen dat mijn uitlaat erg laag hangt. Te laag eigenlijk. Portugezen zijn ontzettend hulpvaardige mensen, dus de man parkeert zijn fiets en begeeft zich gebarend naar de achterzijde van de auto, waar ik hem via de achteruitkijkspiegels omlaag zie verdwijnen. Als ik uitstap ligt hij al bijna onder de auto. Ja, ik zie het ook, van een afstand al. Hij hoeft het niet nader uit te leggen, de uitlaat hangt veel te laag, hij heeft gelijk, de steunen en dragers moeten zijn gebroken. Ik bedank hem hartelijk, hij slaat het zand van zijn broek en stapt weer op de oude racefiets (die zijn erg populair hier). Gelukkig weet ik net buiten het stadje een uitlaatspecialist (Escape). Uitlaatspecialisten zijn hier langs elke weg te vinden, evenals autobanden leveranciers (novo e semi novo). Voorzichtig kuilen vermijdend rijd ik erheen. Het reclamebord zegt dat escapes rapido worden vervangen. Ik zet de Volvo voor de deur en wacht tot de specialist achter de smoezelige balie klaar is met telefoneren. Daarna wijs ik naar de Volvo. Ah…een Volvo, merkt hij op. Buitengekomen knielt hij hoofdschuddend naast de auto en bekijkt de onderkant langdurig. Nee meneer, daar kan hij niets mee beginnen, het is een Volvo nietwaar. Kan je hem niet provisorisch vastbinden met een ijzerdraadje ofzo? Probeer ik nog. Maar nee, er is niets aan te doen. Terug in zijn kantoortje begint hij weer te telefoneren. Maar tot mijn verrassing is het voor mij. Hij geeft me zijn mobiele telefoon en knikt me bemoedigend toe. Toe maar. Aan de andere kant spreekt een Portugees Engels en legt omstandig uit dat de uitlaat niet ter plekke gerepareerd kan worden, maar dat er verderop een persoon is die dit wel kan. Nu meteen? Vraag ik verbaasd. Ja, geen probleem. Honderdvijftig meter verderop, rechts af voorbij de benzinepomp het straatje in en dan aan de rechterkant. Daar is het. De man achter de balie begint hulpvaardig een plattegrondje te tekenen op de achterkant van een oude envelop. Daar is het, bij het kruisje. Ik rijd de uitgestippelde route en vind twee wijd openstaande garagedeuren. Een lange man met dik grijs haar, gekleed in smetteloos wit T-shirt en blauwe tuinbroek wenkt mij naar binnen en gebaart hoe ik de Volvo op een brug moet zetten. Het is een enorme garage, twee aan elkaar gebouwde loodsen eigenlijk, met stoffige dakramen waar in honderd jaar niemand bij kon. De puntige daken van golfplaten – asbest ongetwijfeld – rusten op enigszins doorgezakte balken en kunstig getimmerde daksteunen uit de tijd dat er nog vakmensen bestonden. De garageman verdwijnt in een gebouwtje, een rechthoekig huisje met gordijntjes voor de ramen, dat achter in deze hallen is gebouwd. Door de geopende deur zie ik een soort huiskamertje, met een bloemetje op tafel en een bordje met daarop een broodje. Het is inmiddels halféén, lunchtijd. De garageman komt uit zijn huisje en loopt mij voorbij om zonder een woord te zeggen in een Peugeot stationwagen te stappen en het pand te verlaten. Geen idee waarheen hij gaat en wanneer hij terugkomt. Voor zijn huisje staat een leeg bureau met twee stoelen en ernaast een grote kooi met twee kleine papegaaien, die enorm schel tegen me fluiten als ik te dicht bij kom. Ik ga achter het bureau zitten en bewonder de glimmend schone geglazuurde tegelvloer die door een speels persoon in bonte patronen is gelegd, met kleurige looppaden en voetveegmatten op diverse plekken. Zelden zo’n schone vloer gezien, zeker niet in garages. Bij nadere beschouwing van de werkplaats krijg ik de indruk dat de garagehouder een Pietje precies is, met weinig werk omhanden. Er staan vijf auto’s waarvan twee met de kap open. En mijn Volvo natuurlijk, op de brug, in de verte. Aan de wand hangt het gereedschap soort bij soort, in oplopende en aflopende maten, prachtig gerangschikt, een kunstwerk van glanzende metalen voorwerpen.
Na twintig minuten, het is inmiddels bijna één uur, komt de baas terug. Hup, whoef, rijdt hij de Peugeot op zijn parkeerplek en zonder een woord te zeggen loopt hij naar een werkbank ergens ver weg en ik zie dat hij daar een plastic zak deponeert. Hij pakt er iets uit en gaat op zijn gemakje naar de Volvo. Ik doe hetzelfde en als ik arriveer begint hij de brug omhoog te liften. Als we allebei onder de auto staan, zie ik dat hij kennelijk ergens grote rubberen hangsteunen heeft gehaald, om de uitlaat weer flexibel onder de auto te hangen. Hij plukt de oude rubbers weg, ze zijn verweerd, gebroken. Dan gaat zijn mobiele telefoon. Onwillig antwoordt hij en wandelt al pratend en gebarend naar zijn huisje. Ik volg hem, ga weer bij het bureau zitten en hoor dat hij een vervelend gesprek doormaakt. Het klinkt alsof hij een ontevreden echtgenote aan de telefoon heeft. Na een minuut of vijf, misschien tien, komt hij met grote stappen uit zijn huiskamerkantoor, beent naar de Peugeot, start en rijdt weer geroutineerd de garage uit. Daar zit ik weer. Het loopt tegen halftwee. Maar deze keer is hij sneller terug, nauwelijks een kwartiertje weggeweest. Hup, whoef, daar komt hij weer en rijdt de Peugeot met grote precisie naar de vaste parkeerplek op de glanzend geglazuurde rode tegels.
Gelukkig krijgt hij nu wat haast en begeeft zich gelijk naar de wachtende Volvo. Het kost zichtbare inspanning en veel kracht om de rubbers aan de steunen te krijgen. Hij mompelt aanmoedigingen tot zichzelf, maar mijn aanbod om te helpen wijst hij af, met een resoluut armgebaar. Na enig zuchten en steunen heeft hij de vier nieuwe rubbers gemonteerd en laat hij de brug zakken. Weer zo’n gebaar; of ik wil instappen om de auto van de brug te rijden. Ik volg zijn instructies en parkeer voor zijn huisje. Hij zit inmiddels binnen achter het tafeltje met het gebloemde kleedje en zijn bordje met de lunch. Als ik vraag hoeveel hij van mij krijgt hoor ik voor het eerst zijn stem: dertig euro. Ik heb alleen een biljet van vijftig. Dat kan hij niet wisselen. Wacht maar even, hij gaat naar de buurman, een kleine snackbar annex restaurant. Helaas, ook de buurman kan geen vijftig euro wisselen. De benzinepomp verderop dan maar. Ik stap in en verzeker hem dat ik spoedig terugkom. Omdat ik het lullig vind om alleen maar geld te wisselen, bestel ik in het kantoor van de pomp een espresso, hier een bica genoemd. In Portugal heeft elke benzinepomp een espressobarretje want het zijn echte koffiedrinkers hier. Zestig cent. Ik betaal met vijftig euro, maar de pomphouder vindt dit geen bezwaar. Terug naar de garage waar de rijzige man met de grijze kuif en de tuinbroek al voor de deur staat te wachten. Met plezier betaal ik hem dertig euro. Prima service geleverd. Waarschijnlijk gaat hij nu de vloer poetsen waar de Volvo gestaan heeft…
Christian, Olhao, 16 juni 2014.