威而鋼

性愛是一種探索和發現自己身體和情感的過程。隨著時間的推移,男性不得不靠吃威而鋼維持勃起強度。

大樹藥局威而鋼

https://www.christian-oerlemans.net

Christian Oerlemans Thema’s &Tekstenmobiel +31653130151 – tekstschrijver, auteur, columnist – info@christian-oerlemans.netChristian Oerlemans Thema’s &TekstenZoekenHoofdmenuHomeVerhalen en essaysGedichtenColumnsProstaat KankerSchrijvenUitgelichtGeplaatst op 25 december 2018Al die handelingen die je verricht voordat je eindelijk eens een keer gaat schrijven.Ik bedoel; je bent van plan te gaan schrijven als je opstaat, maar er komt iets tussen.Eerst koffie, uiteraard. Dan ligt daar de krant, ja die moet je even inkijken. Stel je hebt een huisdier, dan moet die ook aandacht hebben natuurlijk. Bovendien begint je vrouw een gesprek over een lekkende dakgoot of ander huiselijk ongemak, net op het moment dat je op weg bent naar je schrijfkamer. Stel dat je een vrouw hebt. Of een schrijfkamer.

Het wordt tijd dat vrouwen opstaan.

Wie mij kent weet dat ik de vrouw bijzonder vind. Niet zozeer als moederfiguur of geliefde of lust voor ’t oog, nee als fenomeen. Ik denk dat de vrouw de wereld kan redden. Het wordt dus hoog tijd dat vrouwen elke vorm van onderdrukking rigoureus van zich afschudden en de leiding in handen nemen. Let wel, en dan niet op de mannelijke manier, dus niet als surrogaatman in een broekpak, maar met de volle ontplooiing van intrinsieke vrouwelijke eigenschappen. Dit hoef ik niet verder uit te leggen, nietwaar?
Natuurlijk is er al veel bereikt vergeleken met de middeleeuwen of nog eerder. Maar aan de andere kant zijn vrouwen-studentenverenigingen pas samengegaan met de mannelijke corpora in de jaren zeventig van de vorige eeuw. En moest mijn schoonmoeder nog bidden terwijl zij bij de nonnen, gekleed in haar hemdje, haar onderbuikje waste. Hoe ongaarne je het ook toegeeft, in de geschiedenis van de mensheid zijn de vrouwen de pineut.
“Laten uw vrouwen in de gemeenten zwijgen. Het is hun immers niet toegestaan te spreken, maar bevolen onderdanig te zijn, zoals ook de wet zegt. En als zij iets willen leren, laten zij dat dan thuis aan hun eigen man vragen. Het is immers schandelijk voor vrouwen om in de gemeente te spreken.”
Ik haal voor de discussie maar even een stukje uit de bijbel aan. Maar er zijn heilige boeken die nog explicieter de vrouw de grond in boren. Wie echt wil schrikken verwijs ik naar de website ‘waaromislam.nl’. Daar is bijvoorbeeld een vrouw te zien (niét te zien dat zij vrouw is) die in een video uitlegt hoe mooi het is om moslima te zijn. Genoeg hierover, waar ik naar toe wil is dat sinds mensenheugenis de man de baas is en dat dit geautoriseerd wordt door Goden te creëren die ook man en dus de baas zijn. Met uitzondering wellicht van de zonnegodin Amaterasu, maar haar nakomelingen waren de goddelijke Japanse keizers, dus toch weer mannen aan de leiding.
De eerste mens op aarde was Adam, een man dus. Of vanuit een andere visie: Gayomard. Volgens de leer van Zarathustra (Zoroastrisme, nu voornamelijk de godsdienst van de Parsi’s in India) schiep Ahura Mazda, de god van het goede, de wereld en alle wezens. Als zesde taak schiep hij Gayomard. Daarna gaf Ahriman, de god van het kwade (ofwel de duivel) de mens ziekte en een beperkt bestaan.
Alles begon dus met één man. Wij weten dat Adam geboetseerd werd uit aards stof en dat later Eva – terwijl hij sliep – geboetseerd werd uit zijn rib. Dat maakt natuurlijk de vrouw meteen al onderdanig aan de man. In de drie belangrijke godsdiensten, Christendom, Islam en Jodendom, is dit beginverhaal hetzelfde. Later als vrouwen een rol gaan spelen wordt het gecompliceerd. Begint al bij JHWH die twee vrouwen had, Ohola en Oholiba. En met Eva natuurlijk die voor de zondeval zorgde, uit het paradijs. Alle aardse ellende de schuld van de vrouw. Als een vrouw belangrijk werd geacht, was het omdat zij nageslacht baarde. Denk aan Sara, die op oude leeftijd nog met behulp van God Isaak (Jitschak, Ishaq) ter wereld moest brengen om het voortbestaan van hun volk te waarborgen. En dan moeder Maria natuurlijk, die zonder seks een kind ter wereld bracht, een jongen natuurlijk. De meest geëmancipeerde vrouw in de oudheid was wellicht Kadija. Zij was een rijke goed opgeleide vrouw van hoogstaande familie, met een eigen handelsonderneming. Op haar veertigste trouwde zij met Mohammed die toen 25 was. Zij zorgde voor hem als een moeder, met name omdat hij zoekende was en zich vaak terugtrok in een grot, waar hij uiteindelijk het visioen kreeg en de boodschapper werd van God. Kadija was zijn eerste bekeerling en zij sprak de gedenkwaardige woorden: ‘er is geen andere God dan Allah en Mohammed is zijn profeet’.
Alle profeten zijn mannen. Met mannen er omheen, Jezus met zijn discipelen, Mohammed met zijn volgelingen, Elia met zijn profetenzonen, de paus met zijn kardinalen, kortom, predikers, priesters, pastoors, paters en profeten, voor vrouwen begint veel pijn met de p van Papa, een woord overigens dat volgens Franse onderzoekers meer dan 50.000 jaar oud is. En Mama dan? Daar kom ik zo op terug.
Terwijl al dit soort gedachten en meer door mijn hoofd spoken tijdens slapeloze nachten, lees ik dat de Salafisten oprukken en dat er studenten worden opgeleid op de universiteit van Medina om fundamentalistisch Imam te worden. Universiteit. Hierin zit het begrip universeel, alsook universum. Dan zie je ruimte, gemeenschappelijkheid, breedheid, maar in Medina leert de Universiteit engte en benauwing. Hier worden Imams geheel gratis opgeleid om overal ter wereld het enig ware geloof te prediken – desnoods met geweld – gesponsord door Saoudie Arabië. Terug naar de 7e eeuw is hun devies. Docenten, zoals professor Abdullah al-Adani vinden dat vrouwen niet moeten zeuren als ze geslagen worden en als hun man meerdere vrouwen heeft moeten ze ook niet zeuren, want God heeft polygamie voor de man toegestaan (tot 4 vrouwen). Docent Abdurahman Muhiddin zegt dat de plek van de vrouw thuis is en dat zij alleen naar buiten mag als het strikt noodzakelijk is en dat zij zich dan ‘schaamtevol’ dient te gedragen.
Aljeblieft mevrouw denk nu niet dat religie de enige boosdoener is. Misschien wel de aanstichter. Omdat mannen in alle religies de hoofdrol spelen. Dominantie door mannen overal ter wereld. In films en games worden mannelijk geweld en intimidatie voorgesteld als aanvaardbaar gedrag. In veel culturen worden vrouwen gezien als minderwaardige wezens. In hindoefamilies bijvoorbeeld ligt de vrouw aan de voeten van haar man. Onze feministische golf van de jaren zeventig is gebroken door een glazen plafond. De actuele situatie is dat meisjes in het zwembad het advies krijgen om zich degelijk te kleden.
Oude beschavingen kennen vaak de Moedergodin. Zoals Ishtar in Mesopotamië, Bastet in Egypte of onze eigen Germaanse Freya. En als we nog verder teruggaan, zou je kunnen zeggen dat er een belangrijke omwenteling plaats vond toen de mens zich vestigde als boer. In de mythologie van het Mesolithicum, ruim 10.000 jaar voor Christus is Mama (Mami, Mamu) de Schepster van al wat bestaat. Mama was de baas. De Goddess Movement gelooft dat de mensheid oorspronkelijk leefde in een vredelievend matriarchaat met een Moedergodin. Pas in de bronstijd werd dit verdrongen door een androcentrische cultuur met een mannelijke god. Bij androcentrisme is het mannelijke de norm en het vrouwelijke hiervan afwijkend en ondergeschikt. Het is de oervorm van seksisme. Interessant om een parallel te vinden in het boedhisme. Ook daar zie je in de oudheid die omwenteling. Noem het de strijd tussen weten en voelen, tussen hoofd en hart als zetel van Wijsheid. Strijd en expansiedrang passen niet bij een vredelievend matriarchaat. Zo werd ook boedhisme mannelijk, hoewel Tara, de moeder van alle boedha’s, hoop blijft geven. Haar naam betekent “zij die bevrijdt”.
Omdat voor volledige gelijkheid en evenwichtigheid, voor het redden van onze wereld zowel het vrouwelijke als het mannelijke nodig is, roep ik de vrouw op om op te staan. Niet zoals Margareth Thatcher die oorlog maakte en bereid was haar eigen zoon te offeren, ook niet als Hillary of Theresa of Marine, maar als Tara, zij die in alle culturen de vrouwen die als minderwaardig worden beschouwd wil helpen om mannen te tonen dat vrouwelijkheid niet minderwaardig is, maar dat integendeel vrouwelijke energie tot Verlichting leidt.

Sommige Portugezen worden nooit rijk.

Eurogroep voorzitter Jeroen Dijsselbloem zei terecht, in de Frankfurter Algemeine, dat je niet al je geld aan drank en vrouwen kunt uitgeven om daarna om bijstand te vragen. Minister President António Costa van Portugal werd boos en eiste zijn aftreden. Hij noemt Dijsselbloem racist, xenophoob en seksist. Het schijnt een trend te worden dat regeringsleiders dit soort termen bezigen om tegenstanders te diskwalificeren. Ben bang dat de socialist Costa, die niet alleen Premier is, maar tevens Secretaris Generaal van de Partido Socialista, uit zijn slof schoot vanwege akkefietjes met partijgenoot José Sócrates, voormalig MP en SG van deze partij.
Sócrates zit in voorlopige hechtenis vanwege corruptie, witwassen en belastingfraude. Ik wil hier niet te diep op ingaan – dit is geen politieke column – maar Sócrates leek in zijn gedrag erg op de nieuwe rijken die uitbundig laten zien hoeveel geld ze te besteden hebben. Zijn royalistische levensstijl wekte argwaan op. Hij had bijvoorbeeld een flat in Parijs van 3 miljoen en schoof 20 miljoen naar zijn UBSrekening in Zwitserland. Zelfs de horlogemaker die zojuis gratis mijn horlogebandje repareerde, zag wel dat deze Premiersocialist dit niet allemaal kon doen van zijn salaris.
Hoe reageren de gewone Portugezen op de stortvloed van corruptie-schandalen die over hen wordt uitgestort? Ze kijken je aan en verwijzen naar onze lieve Heer. Inwendig zie je hen machteloos vloeken. Soms verwijzen ze naar bandidos. Uit protest rijden ze niet over de tolweg A22 die de Spaanse grens verbindt met wat vroeger het einde van de wereld was: Cabo São Vicente. Hier had Hendrik de Zeevaarder ofwel Dom Henrique o Navegador (1394  1460) zijn zeevaartschool om ervoor te zorgen dat Portugezen de wereld ontdekten. Dom Henrique wordt gezien als de Koning die Portugal op de wereldkaart heeft gezet. Zoals ik in een eerdere column schreef zijn de Portugezen een ‘poëtisch volk’, met veel dichters, waaronder Fernando Pessoa als beroemdste. Hij schreef het heldendicht “O Infante” (‘God wil dat de mens dromen heeft, zo wordt een taak geboren, om van de aarde een geheel te maken, zonder scheiding door de zeeën, jij hebt overwonnen, ontdekking uit het schuim’) prachtig gezongen door de beroemde Dulce Pontes (https://youtu.be/V5hg13UxI7c).
De tolweg A22, vernoemd naar Dom Henrique (Via do Infante), werd aangelegd met Europees geld en de belofte van de overheid dat het geen tolweg zou worden. Daarom rijden de Portugezen nog altijd over de oude versleten N125, ofwel de ‘dodenweg’, die parallel langs de kust loopt.
Portugezen, het is een apart volk. Ze zijn beleefd en lijken vaak voegzaam, maar in stilte zijn ze verdomde eigenzinnig en bovendien inventief. Komt er subsidie (Europa) beschikbaar op land- en tuinbouw? Ineens zie overal nieuwe plantages en enorme plastic kassen voor aardbeien en frambozen. Wie een lapje grond heeft, start een tuinderij. Ik lees dat het probleem van het wat afwijkende Portugese karakter schuilt in beperkte historische kennis (schijnt ook de Grieken parten te spelen). Op school wordt nog veel onderwezen over de tijd van Dom Henrique. Portugezen hebben de wereld ontdekt en veroverd. Zij waren de Meesters, de Heersers. Als je dit op school leert, is het natuurlijk moeilijk te verkroppen dat je onderaan Europa bungelt. Vandaar natuurlijk ook de beledigde uitval van António Costa. En de woedende mediatirades van de hooggeëerde Socialist en regeringsleider José Soares (een paar keer premier en president) om de hechtenis van zijn vriend Sócrates die hij vaak bezocht, in de gevangenis.
Soares was een van de oprichters van de Partido Socialista in 1973, in het Duitse Bad Münstereifel. Hij overleed in januari 2017.
Sommige Portugezen worden nooit rijk, schrijf ik boven dit stukje. Dat slaat op de gewone Portugezen waarmee ik dagelijks te maken heb. Mijn achterlicht doet het niet, ik rijd naar een garage, nieuw lampje erin, wat kost het? Nee nee, geen geld. De eerder genoemde horlogemaker, tevens opticien, zit in een armoedig straatje in ons dorp. Heeft twee winkels waarin ik zelden klanten zie. Er was zo’n ringbandje van mijn horlogeband gebroken. Erg onhandig. Geen enkele normale horlogerie verkoopt jou zo’n ringetje van leer, nee er moet een nieuw bandje komen meneer. Toch ging ik even bij Hasdrubal* langs. Zijn vrouw die de winkels bestiert zag het niet zitten, maar net toen ik weg wilde gaan verscheen de baas zelf vanuit zijn werkplaats. ‘Wacht even! Geef mij je horloge’. Uit een doos viste hij een bruin leren ringetje in de juiste kleur en onder zijn werklamp zag ik hem priegelen. Alsjeblieft, pronto. Mijn bandje weer bruikbaar. Ondertussen had ik stiekem een euro gereed gehouden die ik nu toonde. Sjonge wat was hij beledigd. Nee nee, geen sprake van, dit was service! Oh stamel ik: ‘desculpe, obrigado’. Sorry, bedankt. Was hij aardig? Niet echt, hij was eerder hovaardig zou je kunnen zeggen. Portugezen zijn vaak beledigd als je hen voor een hulpvaardig wissewasje geld aanbiedt. Dit geldt overigens niet in de ghetto’s waar de rijke pensionado’s huizen zoals Quinta do Lago of de jachthaven van Vilamoura. Nabij Quinta shopping, waar een espressootje 2,50 kost inplaats van de normale 60 cent, zie je op het asfalt de grootste terreinwagens. En zeker de duurste. Langs de havenkade in Vilamoura (vertaald: Morendorp) staan bij de restaurants Porsches en Hummers. Die restaurateurs wonen misschien in een schuur, maar tonen graag welvaart. De grootste is natuurlijk Luis Figo (Lodewijk Vijg) met zijn sportcafé annex discobar “7”, maar hij heeft zijn geld niet verdiend met de bierverkoop, maar met voetballen, op rechts, in Spanje.
De nieuwe rijken in hun grote auto’s herleven wellicht de grootheid die hen op school tijdens de geschiedenislessen is voorgehouden. De echte rijken, die van geest en zelfrespect, rijden in kleine auto’s en eten in restaurants waar de prima lunch 7 euro kost. Heerlijke mensen en volledig betrouwbaar.
*Hasdrubal was de jongere broer van Hannibal, ook een populaire naam hier.

Persoonlijkheidsmarketing

Lang geleden in de jaren zeventig van de vorige eeuw maakte ik reclame voor Saab. Het was een klein eigenwijs merk waarvan je de fans voornamelijk vond onder abonnees van Arts en Auto, de Hoefslag en het Notariaat Magazine. Dit veranderde met de komst van de Turbo, de overwinningen van Zweedse rally held Stig Blomquist en onze reclame die we messcherp afstemden op de (potentiële) fans. Wie waren dit en hoe hen te bereiken.
Wij hadden een onderzoek-model ontwikkeld om ‘persoonlijkheden van merken’ in menselijk-emotionele termen te omschrijven. Meneer Saab bleek een eigenwijze intellectuele individualist, een man (nee zeker geen vrouw) met een vrij beroep en tegendraadse meningen. We maakten dus intellectuele tegendraadse autoreclame, bijvoorbeeld een kop: “100 tot 0 in 6 seconden” waar andere merken pochten over hun 0 tot 100 prestaties. Saab werd in Nederland procentueel groter dan in welk ander land. Het was het merk waarmee je kon laten zien dat je conventies aan je banden lapte, bijvoorbeeld geliefd bij D66 stemmers(van Mierlo en geen Pechtold).
Zo kom ik bij politiek, fans en verkiezingen. Wij definieerden doelgroepen naar profielen van “fans”, mensen die tot tandenknarsen toe verknocht zijn aan hun “helden”. Denken we meestal aan popartiesten of voetbaclubs of Youp van t Hek, maar ook ‘merken’ zijn helden. En niet te vergeten politici! Met ons ‘persoonlijkheidsonderzoek’(*) konden we Fans van merken als Saab, de Hema, Autogas of Centraal Beheer behoorlijk profileren. Je zag ze voor je. Probleem was om ze gericht te bereiken.
Nu veertig jaar later is dit probleem opgelost door social media als Facebook (o.a.). We hebben nu Big Data. We hoeven geen mensen meer op te bellen, om via een vragenlijst met projectietechnieken de emoties te achterhalen achter hun keuzes. Iedereen laat nu voldoende digitale sporen na van zijn/haar gedrag, via social media, mobiele telefoon, via Googelen en liken.
Persoonlijkheidsonderzoek werd populair in de jaren tachtig, zowel wetenschappelijk als commercieel. Psychologen ontwikkelden het OCEAN model: Openness, Conscientiousness, Extraversion, Agreeableness, Neurotism. Dit is het standaardmodel geworden in de psychometrie. Probleem was (en bleef heel lang) dat het een ingewikkeld kwalitatief onderzoek vergde om mensen op basis van deze vijf kenmerken te identificeren. Wij werkten met gedragsvragen die je nu via Facebook kunt beantwoorden, bijvoorbeeld wat vind je leuker schaken of bergbeklimmen, hou je van dieren en zoja welke (aaibaarheid, agressiviteit, angst), hou je van Lady Gaga of van Willeke Alberti? Ook als je geen psychologie hebt gesturdeerd snap je waar dit heen gaat. Allemaal heel leuk en spannend totdat je de enge kanten ervan begint in te zien. Het lijkt namelijk een spelletje. Kijk maar op discovermyprofile.com van de Cambridge University (ja heel betrouwbaar). “ Choose a test or category to begin discovering your psychological profile..” Met deze aanmoediging haalt de afdeling psychometrie van deze oude universiteit via Facebook een vracht gegevens binnen. Honderdduizenden argelozen voeren de tests uit, in de vorm van een online quizz, een spelletje.
Nu kom ik bij Michael Kosinsky.
Kosinsky werkte samen met David Stillwell bij het Psychometrie Centrum van Cambridge University. Stillwell had in 2008 de MyPersonality-app bedacht en samen bouwden ze hiermee een enorme dataset op, die ze combineerden met andere data die online via social media over mensen verkrijgbaar is. Ook de mobiele telefoon biedt een actuele bron van informatie. Big Data. Op zich een hutspot aan gegevens, maar we hebben nu algoritmen om de weg te vinden in datastructuren. Door massa’s datapuntjes te linken kunnen we behoorlijk nauwkeurige voorspellingen doen over menselijke gedragingen. Kosinsky zei dat hij met 300 Facebook likes meer aan de weet kon komen over iemand dan diens (bed)partner ooit zou weten. Het beangstigende begint al in zicht te komen. Geen wonder dat hij – de naieve wetenschapper?- gebeld werd door een zekere Aleksandr Kogan van Strategic Communication Laboratories, die graag – tegen ruime betaling – toegang wilde tot de MyPersonality database. Wie of wat was Strategic Communication Laboratories?
“The leading supplier of Information Operations, Strategic Communication and Public Diplomacy services to governments and military clients worldwide.”
En verder: “A strategic communication centre puts influence, control and power back into the hands of the government and military. It is an essential component for Homeland Security, Conflict Reduction, International Public Diplomacy and un-mediated Government communications. Over the last 15 years the military use of Psyop has saved thousands of lives on both sides of military conflicts. In the future, conflicts may well be resolved on the global media stage, so that direct action becomes an unnecessary tactic.”

SLC is een conglomeraat van bedrijven die betrokken zijn of waren bij verkiezingen in allerlei landen van Oekraïne tot Thailand en Nigeria. En in 2013 ontstond een bedrijf dat zich specifiek richtte op beïnvloeding van de Amerikaanse verkiezingen: Cambridge Analytica.
Kosinsky vertrouwde dit niet, sprak erover binnen de Universiteit. Hadden ze zijn model nagemaakt, gestolen, buiten hem om verkocht? Ruzie dus met gevolg dat hij vertrok en verhuisde naar Stanford in Amerika. Volgens mijn informatie verdween Aleksandr Kogan naar Singapore waar hij nu Dr Spectre heet (Special Executive for Counter-intelligence, Terrorism, Revenge and Extortion).

In 2015 blijkt dat Cambridge Analytica werkt voor Leave.EU van Nigel Farage. Het bedrijf onderzoekt persoonlijkheidskenmerken van Britten die uit de EU willen, zodat er in de politieke campagne met ‘micro targeting’ kan worden gewerkt. Het model dat Kosinsky in zijn wetenschappelijke enthousiasme heeft ontwikkeld kan nu politiek worden gebruikt als mensen-zoekmachine. Wie zijn de (potentiële) Brexit fans, hoe selecteren we die om te winnen. Terwijl ‘gewone’ kwantitatieve onderzoeken vertellen dat het met de Brexit zo’n vaart niet loopt, wordt er onder de radar op een ongelofelijk slimme en manipulerende manier stemmen geronseld.
Het begint op een thriller te lijken: in september 2016, vlak voor de Amerikaanse verkiezingen, betreedt Alexander Nix, CEO van Cambridge Analytica, het podium tijdens een Economisch Forum voor internationale beleidsmakers. Hij vertelt dat zijn bedrijf al anderhalf jaar werkt voor de Republikeinen, voor Trump. Hij veegt de vloer aan met het klassieke denken in doelgroepen, zoals alle vrouwen, of alle etnische Amerikanen. Hij beweert dat Cambridge Analytica de persoonlijkheid van elke volwassen Amerikaan heeft geprofileerd. Geen demografie, maar psychometrie, gewoon alle beschikbare informatie verzamelen over het gedrag van mensen (in Amerika zijn deze data vrij eenvoudig te koop) en deze Big Data verwerken volgens het OCEAN model. Hij is er erg open over. Erg zelfverzekerd ook. Vrijwel elke boodschap die Trump twittert, is gedreven door Big Data – zegt Nix. Trump schijnt een digibeet te zijn, maar met behulp van een smartphone werd hij president.

Het enge van dit verhaal is dat mensen kunnen worden opgezocht en geselecteerd via de digitale sporen die ze –ook onbewust- overal achterlaten. Met deze Big Data kan de persoonlijkheid worden achterhaald: wie staat open voor verandering en vernieuwing, wie is dogmatisch, wie is angstig, onzeker, wie is zwijgend boos, wie is jaloers, wie haat autoriteit of wil juist een strenge leider. In deze digitale wereld is gepraat over algemene Normen en Waarden nutteloos, want iedere persoonlijkheid blijkt er eigen normen en waarden op na te houden. Daar kunnen we nu achterkomen. Foldertjes uitdelen, debatteren op televisie, het is allemaal aardig, maar wéten wie je (potentiële) fans zijn en die met een psychologisch scherp geslepen boodschap één-op-één te pakken nemen, dat is minder aardig maar heel erg effectief.
Om terug te komen op Saab: het bleek dat een voorliefde voor bepaalde oer-Amerikaanse automerken al een goede indicator was voor potentiële Trump-stemmers.

(*) Persoonlijkheidsonderzoek ontwikkeld samen met psycholoog en partner John Coffeng. Veel informatie voor dit verhaal verkregen via Motherboard/Vice.com.

Vrije tijd

Iedereen heeft het druk tegenwoordig. Vraag je hoe gaat het? Drukdruk. Dat schijnt te moeten. Als je het niet druk hebt ben je een sukkel. Is dit een nieuw fenomeen? Ik herinner me dat Toon Hermans een lied zong over moeheid: ‘pa is moe, moe is moe..’ enfin, iedereen was moe. ‘We leven in het tijdperk van vrouw Holle ‘ – concludeerde hij.
Toen dus ook al. Toon zou opkijken als hij het hedendaagse mobiele telefoonleven zag. Volwassen mensen op zoek naar een niet bestaand Pokemonpoppetje, daarover hoef je geen grap meer te maken, dat is al om te lachen.
We hebben het druk, ja, maar vooral ook met de vrijetijdsbesteding. Vrije tijd: ooit is er voor gestreden. En hiermee groeide een nieuwe industrie: de vrijetijdsindustrie. Pretparken, recreatieve supermarkten, coffieshops. Inmiddels is er gelukkig ook Facebook en Twitter voor de vrijetijdsbesteding. Kun je met je laptop of je telefoon lekker bezig zijn, zeggen wat je ervan vindt, dingetjes delen, je vrienden feliciteren en een goed gevoel over jezelf krijgen. Vertel de wereld wat je eet, hoe je slaapt en wat je leuk vindt. Er komt soms ellende uit voort. Jonge meiden geven zich bloot, want Patricia Paay doet het ook. Goh wat interessant allemaal en wat heb ik veel vrienden. En sinds Trump de twitterkoning is geworden gaan de beurskoersen van dit wat kwakkelende communicatiebedrijf weer omhoog.
Om terug te komen op Toon: bekijk op Youtube een stukje van zijn show waarvoor vroeger de zaal plat ging en je ziet hoe de wereld is veranderd. Het moet allemaal heftiger, sneller en harder. Omdat vrije tijd besteed moet worden, hebben we het drukker dan ooit. Als ik bijvoorbeeld zie wat kinderen allemaal moeten, afgezien van de schoolgang. Een doodvermoeiend vrijetijdsprogramma, waarin uiteraard de ouders worden meegesleurd. En gepensioneerden gaan niet rustig dood achter de geraniums zoals vroeger, maar beginnen een nieuw leven, soms met iemand die veertig jaar jonger is. Het verrast me elke keer weer als ik in Portugal, waar ik vaak ben, mensen mijmerend op een plastic stoel zie zitten terwijl het onkruid aan hun voeten groeit. Ze hebben tijd om naar de groei te kijken. Tijd om koffie te drinken op onooglijke terrasjes, tijd om zomaar wat te zitten in de zon.
Zomaar zitten in de zon
Een parasol boven je bol
Je zou wensen dat ’t altijd kon
Zomaar zitten voor de lol
(Nee, niet van Toon).
Ogenschijnlijk hebben mensen in Portugal meer tijd. Voor zichzelf en voor elkaar. In de winkel moet je vaak wachten totdat je eindelijk aan de beurt bent, niet omdat het druk is, maar omdat de voorgaande klant er een gezellig dagje van maakt. Heb je – als voorbeeld – zelf een bijzonder schroefje nodig, dan is de helper in de ‘drogaria’ (uitgebreide ijzerwarenwinkel waar je ook prima wijn kunt kopen) een kwartiertje bereid om alle bakjes en doosjes om te keren in de stoffigste hoekjes van het magazijn. Kosten schroefje 20 cent.
Tijd is hier nog niet zo heftig gekoppeld aan geld. Aan de andere kant is er de heilige vrije tijd, afgezien van de kerkgang. Kom niet aan de lunchtijd. Bij de eenvoudige restaurants langs provinciale wegen staan rond één uur de auto’s rijen dik geparkeerd, veel bestel- en vrachtwagentjes, weinig dure hybrides. De lunch is het toppunt van vrije tijd. Kosten rond 7 euro, inclusief de wijn die eigenlijk niet mag want er is zero tolerance. Na de lunch zie je op de rotondes dan ook veel strenge politiemannen op de been.
In de paleisachtige shopping malls (met teveel failliete winkels) zitten honderden mensen ’s middags te lunchen. Elke zichzelf respecterende fastfoodketen is aanwezig, plus tientallen lokale uitgifte-restaurantjes, zoals een soepzaak of een gezondheidskeuken of een fruitdrankjes specialist. Israëlisch, Turks, Grieks, Italiaans, noem maar een land en de keuken is aanwezig. Doordeweek is het druk, ’s zondags is er geen stoel meer te krijgen. De hele familie gaat lunchen op Zondag, vaak de hele middag. En neem gerust je baby mee, want tussen de restaurants is een podium voor gratis Baby Care.

Elke plaats heeft tenminste één shopping mall, met palmen en tuintjes en watervallen en al die restaurantjes. Je kunt er natuurlijk ook shoppen, erg voordelig, want er is altijd uitverkoop en de bekende merken zijn hier sowieso goedkoper dan elders in Europa (op de prijskaart van bijvoorbeeld Zara staan de prijzen per land vermeld, weliswaar achter een sticker, maar die kun je eraf pulken. De prijsverschillen zijn vaak schokkend groot).
In de shopping malls werken veel jonge mensen. Hun minimumloon is door de nieuwe linkse regering met 5% verhoogd tot bijna 650 euro in de maand (altijd nog minder dan in Griekenland). Voor dat geld spreken de meesten nog Engels ook. Vrije tijd? Hebben ze weinig want in Portugal moet je minstens twee banen hebben om te (over)leven.
Als je vraagt hoe het gaat… Drukdrukdruk.

BabyCare in elke shopping mall.

Waar word je blij van.

Christian we maken je blij… een email van Albert Heyn, omdat ik een bonus kan ophalen. Toetje van Mona zeker, want ‘daar word je blij van’. Hetzelfde geldt voor een vliegreisje met Transavia, word je ook blij van, zeggen ze. Kortom, blij worden is de boodschap. Boodschap? Armoe, roep maar wat, geluk in je postvak. Gek word ik ook van al die loterijreclame waar de miljoenen over de buis vliegen, opgevoerd door bekende Nederlanders – Neanderthalers wilde ik bijna zeggen. Wat een no-brainers, om eens een goed modern begrip te gebruiken. Net zo modern als tone policing – nee niet polishing, dacht ik eerst ook – vertaald als toon-politie. Van de Toon die niet de Muziek maakt, maar die oorverdovend meningen ventileert. Die toon dus. Waardoor meningen de feiten verdringen, ofwel mensen meningen roepen alsof het feiten zijn. Bijvoorbeeld omdat het in de Telegraaf staat. Vluchtelingenplaag, kansloze asielplaag. Daar word je blij van. Toegegeven, ik ben een ouwe liberaal, ik worstel me in het weekend door drie kranten; Volkskrant, NRC en de Gooise Telegraaf (Gooi & Eemlander). Welke jeugdige i-phone lezer doet zoiets nog? Ik hoorde voetbaltrainers zeggen dat communicatie met die voetbaljongetjes lastig is. Ze leven in een i- wereld, de i van ik. Bubbels, ook zo’n woord. Mensen leven in hun eigen bubbel. Is natuurlijk altijd wel zo geweest, maar nu botsen de bubbels met knallende meningen op elkaar. Links, rechts, gelovig of wetenschappelijk. Roept u maar. Ik herinner me nog dat we als reclamemakers op zoek gingen naar een zogenaamde u.s.p.; unique selling proposition. Op zoek naar de inhoud, zeg maar. En hoe die in drie woorden over te brengen naar de doelgroep. Wie toen was komen aankakken met ‘daar word je blij van’ was eruit gesodemieterd. Geldt ook voor ‘koppen’ maken in de krant. De essentie in een paar woorden over het voetlicht brengen. Een scherpslijpers klus, want je wilt ervoor zorgen dat de lezer die alleen koppen snelt toch de inhoud zo genuanceerd mogelijk meekrijgt. (Toen werkte ik nog voor het Vrije Volk ;-)). Neem de thema’s van de kranten zelf: slijpsteen voor de geest, voor wie de nuance zoekt, niets is vanzelfsprekend, misschien wel de beste krant van Nederland, krant van wakker Nederland… Toch ook geen teksten waar je blij van wordt. Ik bedoel maar, het valt niet mee om in een paar woorden te vertellen Wie je bent, voor Wie. Trump doet het nog niet zo slecht. Making America Great Again spreekt de achtergebleven werkloze Detroit automonteur natuurlijk wel aan. Maar de meeste banen die hij wil terughalen uit China bestaan al niet meer. Het gaat allemaal erg snel. You Tube is echt belangrijker aan het worden dan NPO televisie, zeker voor de jeugdige doelgroepen. Vloggers met een miljoen volgers. En dus reclame waardoor een jeugdige vlogger goed verdient. Muziek zien en luisteren? Wie koopt er nog een CD, laat staan bladmuziek. Beroemde muziekwinkels (Nieuwe Muziekhandel Leidsestraat Amsterdam) verdwijnen, Spotify pakt de markt. De jeugd heeft de toekomst, zei mijn oma al. En dit is zeker waar, misschien meer dan ooit. Maar ook hier knallen contrasten op elkaar. Veel jeugd heeft geen toekomst en glijdt af naar misdaad, terrorisme, religieuze waanzin, of gewoon naar niks. Een klein deel maakt de wereld en de toekomst voor ons. Noem ik nog niet eens Zuckerberg, toch ook alweer in de dertig (5e rijkste van de wereld), maar bijvoorbeeld Harshwardhan Zala van Aerobotics7. Maakte o.a. een drone voor het opsporen en vernietigen van landmijnen en tekende net een contract met de regering van deelstaat Gujarat (India) voor 7 ton business. Zala kan in weinig woorden zijn boodschap communiceren: hij wil binnen een paar jaar groter zijn dan Google (opgericht in 1996 door Page en Brin die toen 23 waren). Als de wereld straks omarmd wordt door twintigers en dertigers, inplaats van door oude arrivé’s die landmijnen hebben gelegd, dan worden we misschien wel blij.
Zala, de CEO van Aerobotics7 is 14 jaar. Ja veertien.

Te laat.

Veel te laat.

Als ik toevallig weer daar ben
waar toen de zon zo heftig scheen
zie ik jouw stenen stoep omhoog
wil ik nog eens de treden tellen
en je bereiken drie keer bellen
ja ik ben het eindelijk ja ja
hier weergekeerd al weet ik niet waarom
waarom zou jij opnieuw mij open doen
met ogen groot en blauwer dan
de wolkenloze hemel waarnaar ik
op zal stijgen zovele jaren later
dan wij samen hoopten nog gelovend
in een hemel die aanraakbaar leek
voorbij de koude stenen treden
omhoog gewoon omhoog ja ik ben
het eindelijk maar sorry hoor
ik weet het is te laat al die jaren
hoe was je leven lieve schat ach
misschien dacht ik niet na omdat
de zon zo heftig scheen en er
die dag geen schaduw was en zelfs
de tranen in je ogen voor mij
onzichtbaar bleven achter je
glimlach die het weten in zich had
ja als ik toevallig daar weer ben
wring jij je binnen in mijn hoofd
maar veel te laat ben ik om
drie keer te bellen aan een deur
die nimmer meer zal open gaan.

Christian 2016

Mijn meisje.

Mijn meisje.


Ik hou van dat meisje
boos op de muis
die niet gehoorzaamt
ja ik hou van haar
zoals zij daar zit
samengebald in strijd
met haar computer
ik hou van dat meisje
zoals zij stampend
de trap af loopt en in
zichzelf nog moppert
over dingen die niet
gaan zoals zij moeten
maar snel verandert zij
van melodie want werk
wacht en afspraak telt
ja ik hou van haar
zoals zij leeft in haar
wereld die nooit stil
staat bij wat is geweest
zoals zij danst voorbij
vermoeidheid ogen
open voor een feest
van nieuwe kunsten
open armen voor de
liefde en het mooie
van haar zelf zijn
voor de spiegel stift zij
haar lippen rood en
kijkt uitdagend in haar
groene ogen en dan
verschijnt zij voor mij
zelfbewust uitdagend
en dan hou ik van
dat fonkelende meisje
zoals zij haar tong
uitsteekt om mij te zoenen
opdat haar rood gekleurde
lippen mij niet raken
terwijl zij met haar
ziel mijn hart raakt.

De Moerman Vereniging voor Gelovigen.

Wie kanker heeft kent ongetwijfeld de naam Moerman en wellicht ook de Vereniging die zo heet, maar zichzelf kortweg MMV noemt, wellicht omdat de naam Moerman niet altijd bij iedereen positieve gevoelens oproept. Over de inhoudelijke ongenuanceerdheid van het tijdschrift en de beleefdheidsnormen van de Vereniging, waarvan ik al vele jaren lid ben, wil ik het even met u hebben. Maar eerst een korte inleiding om mijzelf te introduceren.

In het jaar 2002 werd in het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis vastgesteld dat ik een tumor had, een zogenaamde wekedelen sarcoma. Deze tumor had ik al jaren, zichtbaar groeiend in mijn rechterwang. Door de behandelende professor in het AMC in Amsterdam was dit groeisel ooit ‘lichaamseigen weefsel’ genoemd, waarover ik mij geen zorgen diende te maken. Een biopt had geen positieve resultaten opgeleverd, evenmin trouwens als de poging om het weefsel weg te snijden. Het bleef gewoon langzaam doorgroeien. Uiteindelijk, na zorgelijke jaren, bevestigde een KNO professor in het AvL dat de biopt bij nadere bestudering wel degelijk positief was.
Ik had dus kanker en werd lid van de Moerman Vereniging, omdat ik na bestudering van zijn werk denk dat hij gelijk had; kanker en voeding hangen samen. Sinds die tijd eet ik dus gezond en de sarcoom houdt zich rustig.

In 2012 werd vervolgens prostaatkanker gediagnosticeerd en ik verzeilde wederom in het AvL. Ik schreef er een boekje over, getiteld ‘MANNEN je sluipmoordenaar heet testosteron’. Dit boekje is her en der besproken en via boekhandel en internet verkrijgbaar en het ligt zelfs in de bibliotheek van het AvL, omdat de hoogste uroloog, professor Simon Horenblas, het voorwoord schreef. Met deze inleiding wil ik even beklemtonen dat ik een ervaringsdeskundige ben en nog steeds het AvL frequenteer.

Nu dan het MMV. Van deze vereniging ben ik nog steeds lid, zij het met groeiende tegenzin. Over die tegenzin wil ik het hebben, om lotgenoten enigszins te waarschuwen. Want, hoewel er in het MMV-tijdschrift genaamd ‘Uitzicht’ vaak heel aardige informatie staat, zeker over voeding, blijkt het toch een blad dat alleen geschreven wordt voor – en door – gelovigen. Fundamentalisten zou ik zelfs willen zeggen. Dit blad, dat er na een restyling vreselijk uitziet qua typografie en lay-out (ik zeg dit als professional), loopt over van gepreek voor eigen parochie. De website, hoewel minder lelijk van uiterlijk,is ook in dezelfde ‘gevaarlijke’ toonzetting geschreven. Ik citeer even: “Bent u kankerpatiënt? Dan is de Moermantherapie een echte aanrader. Die helpt u bij de genezing én overleving, zo wijst de ervaring van ontelbare patiënten uit”. .
Ik zei het al, het doet denken aan fundamentalisme waarbij geen ruimte is voor een ander geluid of een ander geloof. De mensen die hun verhaal vertellen over hun ‘strijd’ tegen kanker hebben een gemeenschappelijk profiel, dat beelden oproept van blote voeten in sandalen. De reguliere geneeskunst wordt vaak hinderlijk weggezet in de hoek van onkunde en gebrek aan inzicht. Voor een deel terecht, geef ik toe, omdat protocollen hier vaak prevaleren boven voortschrijdend geloof in andere opties en (toegevoegde) alternatieve therapie.
Als lid van de Vereniging en kanker hebbend erger ik mij – zoals u inmiddels begrijpt – aan de veelal ongenuanceerde verhalen met kopregels als “mijn moeder overleefde veertig jaar met Moermantherapie”. Of “Toen zij was gestopt met chemo, herstelde ze”. Of “Na drie maanden was er geen kankercel meer te bekennen”.
Als u meer van dit soort wat brallerige kopregels wilt zien verwijs ik naar de website onder het kopje ‘ervaringen’.
Kunt u zich voorstellen dat reguliere artsen de rillingen krijgen als ze dit blad zien? Ik noemde het gevaarlijk en dat is het ook, net zo gevaarlijk als een kliniek in Duitsland.
Het is jammer dat MMV niet meer toenadering zoekt tot de reguliere geneeskunde en zich integendeel blijft afzetten. Het is een beetje een rancuneus tijdschrift, als ik het zo mag noemen. Nog steeds zijn de Moerman adepten boos dat hun heilige zo respectloos is behandeld door de universitair geschoolden.
Tot slot waarom ook ik boos ben en daardoor tot dit stuk gekomen ben:
Twéé keer heb ik een artikel aangeboden aan het blad met de toevoeging dat het misschien goed is om de leden ook eens een ander verhaal te laten lezen, met meer kritische noten erin, humor ook, afstandelijkheid en – ja – tevens de verbetenheid waarmee een kankerpatiënt zijn ziekte te lijf gaat. Ik ben schrijver, het is mijn vak en mijn boekje over prostaatkanker wordt bijvoorbeeld goed gelezen en positief beoordeeld, vooral ook door de relativering die ik betracht.
Relativering is MMV vreemd. Als je niet overduidelijk tot hun geloofsrichting behoort, krijg je op je emails niet eens antwoord van hoofdredacteur van Groningen. Niet na toezending van je verhaal, niet na toezending van een herinnering, nee gewoon helemaal geen antwoord. Zelfs niet een beleefd berichtje in de trant van ‘helaas is uw verhaal niet geschikt voor ons blad’..Dat zou ik mij nog kunnen voorstellen. Maar nee, MMV is onbeleefd om niet te zeggen…
Enfin, ik zei het al, fundamentalisten. We zien hier weer de gevaarlijke tegenstelling tussen Geloof en Wetenschap in een blad dat beter “Inzicht” zou kunnen heten, want daaraan ontbreekt het de MMV-ers nogal.

Christian Oerlemans
www.christian-oerlemans.net
www.extaze.nl

Nieuwe woorden

Mijn geliefde is afwezig, zij schildert in het buitenland. Moet ik dus zelf voor mijn gezonde voeding zorgen. Gelukkig hebben wij een Voedingscentrum, dat helpt. Vandaag (5 oktober 2016) gaat de campagne van start: ‘De waarheid op tafel’. Voedingscentrum vindt dat we meer moeten nadenken over wat we eten en drinken. En de etiketten lezen: ‘Op de verpakking van producten staan een heleboel teksten, tabellen en logo’s. Dit noemen we het etiket. Maar wat heb je aan al deze informatie? Een heleboel. Als je weet hoe je het etiket leest, kies je makkelijker voor gezonde, veilige en duurzame boodschappen.’
Denk ik meteen aan E-nummers, met de E van Europese Unie. Het zijn er tientallen, zoniet honderden. Even een tip: pas op voor de nummers E 102 t/m E 133, allemaal synthetische kleurstoffen. E 141 t/m E 155 trouwens ook, evenals 173 t/m 182. Zo heb je er al een stuk of vijftig en dat zijn nog alleen maar de kleurstoffen. Van conserveermiddelen is de lijst nog veel langer. Enfin, de meeste E-nummers hebben niet de E van Eerlijk Eten.
En dan het drinken. Frisdranken. Allemaal suiker en suiker is vergif, dat weten we nu wel. Melk dan? Haha, dat was héél lang geleden goed voor elk. Koeienmelk is moedermelk voor kalveren. Nou ja, dat wás het ooit. Het leek zo’n mooie gratis voedselvoorziening voor de mens. Je stopt er gras in en er komt melk uit. Voorouders (niet in India natuurlijk) aan het fokken totdat die arme koeien enorme uiers meezeulden. Je moet ze na de winterstop eens de wei zien inhuppelen, ze struikelen er bijkans over. De meeste koeien weten trouwens niet meer wat de wei is. Ze staan tussen dranghekken met hun kont naar de melkmachine. Natuurlijk komt er ook stront uit een koe. Veel zelfs. En nog erger (maar dat wil niemand hardop zeggen) koeien laten veel scheten, zoveel scheten dat ze wereldwijd voor veel meer opwarming zorgen dan alle auto’s bij elkaar, want methaan heeft 25% meer impact op het broeikaseffect dan CO2. In Nederland alleen al staan ruim anderhalf miljoen koeien te ruften. Kunnen we dan die scheterigheid van de koe niet verminderen? Daar wordt universitair over nagedacht en het schijnt dat een mengsel van kerrie en prei een vermindering van 40% teweegbrengt, met als nadeel dat de melk naar prei smaakt. Maar methaan, dat is toch gas, daar kun je op koken. Ook een idee, maar het is nog niet gelukt om de koeien een gasleiding aan de kont te hangen. Wel hebben we de mestvergister (nieuw woord!). Als je de mest laat gisten komt er gas vrij en daarmee kun je de electriciteitscentrale stoken. Hoewel er mestvergisters te koop zijn uit failliete boedels van (te) optimistische boeren is minister Kamp (net als Jesse Klaver- hé klaver dat eten koeien ook) positief over de monomestvergister (weer een nieuw woord het lijkt wel Duits) die gefinancierd wordt door – hoe kan het ook anders – zuivelproducent Friesland/Campina. Ja, want wat moet je nog als zuivelproducent als de melkkoe wordt afgeschaft. Zou trouwens een nóg betere oplossing zijn en nog diervriendelijker ook. Wat moeten we met al die melk, dit ideetje van onze voorouders is al lang naar de quota.
Maar genoeg over koeien, hoewel je ze ook kunt eten. Vlees eten is ook niet meer zo nodig schijnt het. Nog een reden om het scheterige vee af te schaffen. Hoewel dat wel enige religieuze opschudding zal geven.
Over vlees eten gesproken: wie is vergeten hoe die kleine Sanne Wevers op de Olympische Spelen de gouden plak won bij het turnen? En hoe kwam dit nou? Omdat ze vanaf 2010 gezond is gaan eten. In ‘Fit met Voeding’ zei zij eenstemming met haar tweelingturnzus (hé alweer een nieuw woord) Lieke dat hun grootste verandering was dat ze van mager en light waren overgeschakeld op vol en vet, met veel meer fruit en – jahoor – meer vlees! Je kunt hier eigenlijk spreken van omturnen. Toch een hele geruststelling; straks gewoon lekker die gehaktbal op mijn bord.
Gezond eten heeft een nieuwe groep eetafwijkers gevormd, de orthorexianen (je wordt gek van al die nieuwe woorden). Deze mensen met orthorexia, schijnen patiënt te zijn, hoewel ze uitsluitend het allergezondste eten eten.
Ander soort patiënten zijn zij die het allerongezondste drinken. In ons land schijnen we ruim 400.000 klasse 4 drinkers/sters te hebben, de zwaarste klasse. In de lichtste klasse 1 hebben we er vijfeneenhalf miljoen. Gevolg is katerschade (hé alweer een nieuw woord) bij het bedrijfsleven. Door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu is dit becijferd op 1,7 miljard euro per jaar, toch al gauw 1,7 miljard liter bier dus. Het schijnt trouwens dat vooral ook in sportcantines flink wordt gedronken. Sporters doen alles om beter te presteren. Ooit speelde ik golf met een single handicapper – zo heet dit als je héél goed bent met een héél lage handicap, professionals hebben geen handicap, althans niet in golf – en deze jongen zette een kratje met 24 flesjes in zijn golfkar (het was in het buitenland en warm) en na negen holes was het kratje leeg en haalde hij een nieuw kratje. Toch speelde hij een fantastische partij. Je hoort ook wel eens dat chirurgen een vaste hand hebben als ze drinken. Ik heb zelf een héél goede opticien gekend… enfin, inmiddels is het hackerscollectief (jeetje alweer een nieuw woord) genaamd Fancy Bears erin geslaagd om van minstens 120 topsporters de medische status te lekken. Zij willen aantonen dat veel topsporters geautoriseerd slikken, zoals wielrenner Wiggins omdat hij astma heeft (vraag het maar aan Tom Dumoulin) en de Russen natuurlijk. Je kunt je afvragen of top politici, top ondernemers, top artiesten schoon zijn wat dit betreft. De top bokser in het zwaargewicht, Tyson Fury, gebruikte cocaïne en na onlangs betrapt te zijn stopte hij met boksen. Zei hij:’ boksen is het meest trieste dat ik ooit heb gedaan, het is een grote ellende, ik ben de beste en ik stop ermee’. Dit overigens nadat hij pakweg 15 miljoen pond had verdiend.
Hij had trouwens een simpele oplossing voor het dopingprobleem: “Why don’t they just make drugs totally legal in sports, then everybody would be taking drugs, then it would be fully fair then, wouldn’t it? If everyone was taking drugs then it would be fairer I think because you can’t tell me that 99 per cent of these sports people ain’t taking drugs when they’ve got bodies like Greek gods.”

En oja, hoewel weinig met het voorgaande te maken vind ik sjoemelzaad ook een leuk nieuw woord. Wie sjoemelzaad zaait zal sjoemelkinderen oogsten.

Autopech (deel 1)

Hoeveel autopech heb je gehad in je leven? En hoe was het?

Voor mij was er een periode zonder pech, toen ik succesvol aan het werk was en dus nieuwe auto’s reed. Hoewel? Op de snelweg komend van Utrecht wilde mijn toch redelijk nieuwe Alfa GTV6 ineens niet meer schakelen. Dus in z’n vijfde verder gesukkeld naar de garage in Zuid. Veel gasgeven met slippende koppeling bleek de auto geen goed te doen. Veel later ook nog eens zoiets meegemaakt met een oude Saab Turbo. Kom ik nog op terug.
De meeste mensen worden denk ik chagrijnig bij autopech. Of bang. Of kwaad. Ik ervaar het meer als de hand van God, hoewel ik niet gelovig ben. Het lot slaat toe, maar het is geen noodlot. Het is meer een vingerwijzing naar een verrassende wending in het leven. Hoezo plannen? Hoezo op tijd ergens naar toe? Onmiddellijk moet ik denken aan Gershwin die zei: “het leven is net als jazz, het leukste is improviseren”.

In mijn jeugdjaren had ik vaak autopech. Het meest uitgebreid komt dit voor in mijn boek ‘Op weg naar de Noordkaap’, een reis die ik samen met mijn vriend en fotograaf Cees Lantzendörffer maakte in 1959, in een Citroën Traction Avant van bouwjaar 1949. Goed beschouwd toen nog niet zo oud, maar de technologie was weliswaar eenvoudig, doch ook kwetsbaar. Lees het boek en leer bijvoorbeeld hoe je een gebroken versnellingsbak demonteert teneinde een andere – uit de sloop – te monteren.
Na mijn pensionering begon ik weer in oude auto’s te rijden, met gevolg dat jeugdherinneringen opwelden. De jongste verrassing is nog slechts drie dagen oud – nu ik dit schrijf – en laat ik hiermee beginnen dan komen de andere verhalen vanzelf.

Wij reden van Mérida in Spanje richting Porto in Portugal, waar we gingen overnachten in Castelo de Gouveia, nabij een gehucht aan de Douro genaamd Marmorial. Willemine was net twee dagen ziek geweest met darmperikelen hetgeen onze plannen al enigszins in de war had gestuurd. Een dagje later dan gepland zijn we op weg met W hangerig in de bijrijderstoel. Geen toeristische route, maar de kortste weg naar een hotelkamer opdat zij weer naar bed kan. Rond het middaguur wil ik koffie dus wij dwalen af op zoek naar een dorp genaamd Toloso. Er blijken twee café’s te zijn, waarbinnen stevig gerookt wordt door ongeschoren manvolk, zodat we tegen een blauwe walm aanlopen en W onmiddellijk weer naar bed wil. Het volgende dorp moet dan maar koffie brengen, dus de Volvo weer gestart bij een omgevingstemperatuur van 39 graden Celcius. De fan draait hevig, de airco blaast, niets aan de hand. Onderweg naar Mérida, enige dagen terug, heb ik W erop gewezen dat het van imminent belang is om de temperatuurmeter in de gaten te houden. De wijzer mag rechtop staan, maar niet verder naar rechts bewegen. Het begrip imminent is hier terecht gekozen: het woordenboek zegt ‘boven het hoofd hangend, iets dat zonder voorafgaande waarschuwing kan gebeuren’.
Wij rijden een provinciale weg omlaag als ik een vreemd geluid hoor en – uiteraard – onmiddellijk naar de temperatuurmeter kijk. De wijzer hangt in de rechterhoek als een lamgeslagen bokser. Ojee! Gelukkig daalt de weg naar een groepje huizen en op een klein pleintje parkeer ik de oude Volvo, voor een kleine comestibleszaak, centraal tussen twee café’s. Stilte alom, zinderende middagrust. W blijft rustig zitten, verwacht wellicht dat het probleem spoedig verholpen zal zijn. Ik daarentegen krijg dat avontuurlijke gevoel dat door onverwachte levenswendingen wordt veroorzaakt en wandel naar het dichtstbijzijnde café met de naam Chez Claudia, waar een oude man op het terrasje zit, zoals het hoort in Portugal. Binnen is het donker, de waard blijkt een lange man met een zekere erudiete uitstraling en hij blijkt dan ook zowaar enig Engels te spreken. Claudia is niet aanwezig, haar zien we later op het balkon de slaapkamertapijtjes uitkloppen. Hoewel mijn Portugees beter is dan zijn Engels, volhardt de waard in deze taal, terwijl ik de autopech omschrijf en een espresso (hier een bica genaamd) bestel. Dan bedenk ik mij dat W beter uit de auto kan komen en ik laat haar weten dat we hier voorlopig even blijven. De waard heeft inmiddels een mecânico gebeld en tot onze verrassing staat die binnen de kortste keren voor de deur, met een oud Opeltje. Een joviale man, genaamd Luis. Samen openen we de motorkap van waaronder ons een verzengende hitte tegemoet slaat. Voorzichtig opent hij de container van de koelvloeistof, maar geen gevaar voor stoom of kokend water, er is geen vloeistof meer. Luis verdwijnt naar het café en komt samen met de waard terug, met karaffen water, de karaffen waarin gemeenlijk wijn wordt geserveerd. Na een stuk of zes karaffen dien ik de motor te starten en het probleem wordt onmiddellijk zichtbaar: stoom uit de slangaansluiting van de radiateur. Motor af! Luis draait met zijn zakmes de slangklem los en toont mij een scheurtje in de tuit van de radiateur. Te repareren? Haha.. nee meneer, hier moet een nieuwe radiateur komen. Noodreparatie? Probeer ik nog. Luis is bereidwillig, stapt in zijn Opeltje om gereedschap en koelvloeistof te halen. Met mooi rood tape omwikkelt hij de radiateuruitloop en monteert de slang er weer op. Nu starten. Pffft…stoom ontsnapt en water druipt omlaag. Hopeloze zaak dus. Er moet echt een nieuwe radiateur komen. En wat erger is, volgens Luis is vast en zeker de koppakking naar de filistijnen. Kortom, de kop moet eraf zodat de zitting gevlakt kan worden (dit legt hij uit in het Portugees) en er een nieuwe koppakking kan worden gemonteerd. Het dringt langzaam tot mij door dat dit een grote reparatie is. Abrantes is nog 10 kilometer. Hoe kom ik bij een werkplaats daar? Moeten we worden gesleept? Kan Luis dit regelen? Of de waard misschien? Hoho zegt Luis, maak je geen zorgen, hij kan dit wel repareren. Ah gelukkig, dat valt alweer mee. Samen over de verhitte motor gebogen, onder de schaduw van de motorkap, vraag ik of hij een hotel weet, of een kamer, of hoe dan ook een onderkomen in dit dorp met tien huizen, een kerk en twee café’s die geen van beide de titel ‘hotel’ op het door een koffiemerk gedoneerd zonnescherm dragen. Luis gaat mij voor naar het café en begint mobiel te telefoneren. Hij belt het hotel, legt de waard uit. Is hier dan een hotel? Ja een heel erg luxe hotel dat pas een jaar geleden is geopend, slechts twee kilometer lopen, voorbij de kerk rechtsaf. Twee kilometer lopen met drie koffers, twee laptops, drie tassen met schildersspullen… Luis komt naast me staan en geeft zijn mobiele telefoon: hotel. Ik krijg een man aan de lijn en tot mijn opluchting spreekt deze een beetje Engels. Een kamer? Ja ja, dat is mogelijk. Hoelang? Luis heeft me duidelijk gemaakt dat het wel drie dagen gaat duren. Drie nachten dus. Dat kan zegt de receptionist, de prijs is 120 euro. Voor drie nachten? Nee, per nacht. Hè?? Wat zegt u? In deze negorij zo’n tarief? Reagerend op mijn verwonderde protesten, verlaagt de man de prijs naar 100 euro, althans, dit wil hij met zijn patron overleggen. Ik stem maar toe, wat moet je anders? Ik geef Luis zijn telefoon terug en zeg dat het 100 euro gaat kosten, per nacht ja. Luis en de waard en twee inmiddels aangeschoven oudere mannen vallen welhaast in katzwijm en grijpen zich vast aan het tafeltje. Hierop staat het flesje water van W en mijn koffie plus een tosti ham/kaas waarvoor ik alles bij elkaar twee euro zestig heb betaald. De verontwaardiging van de mannen is dus goed verklaarbaar. Luis pakt zijn mobiele telefoon en belt weer naar het hotel, een lang gesprek in het Portugees. Uiteindelijk krijg ik weer de receptionist aan de lijn: de prijs is gedaald naar 80 euro. Wow. Hoewel de omstanders het nog steeds belachelijk duur vinden, stemmen wij uiteraard hiermee in. Luis biedt aan om ons te brengen. Met dat Opeltje? Nee nee, hij haalt even een grote auto, voor de bagage. Tien minuten later rijdt hij voor in een mooie nieuwe Volvo. Hoe bestaat het. Nu vertrouwen we Luis helemaal ten Volvo. We laden alles in, rijden rond de kerk een zandweg in en bereiken een groot gebeuren, met stallen en huizen en landerijen. Van buiten authentiek, van binnen schokkend modern, nihilistisch met geschuurd beton en veel glas en een open badkamer achter het bed. Honderd meter verder in het land ligt een monumentaal zwembad. Wij zijn de enige gasten en het restaurant is helaas – met excuses hiervoor – gesloten. We gaan even op bed liggen, met de airco op 24. Dan tegen zes uur wandelen we naar het zwembad en doen gewoon net of we met vakantie zijn. W gaat zwemmen. Nu komt over de zandweg een grote auto aanstuiven, waaruit de eigenaar te voorschijn komt. Hij heet Francesco en hij beweegt zich voort op een wonderlijke zwaaiende manier. Heeft duidelijk een motorische storing opgelopen (evenals onze Volvo). Francesco offreert mij een biertje uit de betonnen bar bij het zwembad en vertelt dat zijn familie 15 architecten telt. Kennelijk allemaal dol op strakke betonnen vormgeving, rechte lijnen, rechte hoeken. Francesco heeft in auto’s gedaan, hij was marketingmanager van Citroën (en kent dus reclamebureau RSCG waarmee ons bureau in 1988 samenging), later baas bij Volkswagen en Skoda en tenslotte hoogste baas van Fiat Portugal. Hij is hier in Casa Branca geboren en verwezenlijkt kennelijk een soort herenboerendroom. Maisvelden zover het oog reikt, tot aan de oever van de Tejo (Taag). De helft van zijn land was al van zijn moeder, de andere helft heeft hij bijgekocht van de buren. Ruim honderd hectaren, waarover de hele dag sproeiers rijden die gevoed worden vanuit de rivier via een ingenieus buizensysteem en een pomphuis.

’s Avonds rond acht uur wandelen we naar het dorp, W denkt dat zij misschien iets moet of kan eten. Ons bekende café serveert geen maaltijden, maar een oud omaatje heeft ons ‘s middags verzekerd dat het eten aan de overkant heel goed is. Dit café meldt dan ook ‘restaurant’ op het zonnescherm. Als W de donkere rokerige bar ziet heeft zij geen eetlust meer, maar ik loop door en vindt zowaar een kamer met gedekte tafeltjes, waar een echtpaar met kinderen zit te eten. Kom binnen, roept de man in het Portugees. Het eten is hier goed. Het omaatje had wellicht gelijk. We kiezen een tafeltje bij het raam en ik bestel een karafje rode huiswijn (kan nooit verkeerd zijn in Portugal) terwijl W een watertje neemt. We kunnen kiezen: vissoep, Portugese biefstuk of lombo van het varken. W neemt de lombo, die heel droog blijkt. Portugese biefstuk bestaat uit dunne lappen vlees, half gebakken half gestoofd, met een gebakken eitje er bovenop. Tomaten sla met uit erbij, best te doen. Het meisje dat bedient en een soort kinderachtig kruippakje draagt, spreekt na enige aarzeling een paar woorden Engels. Zij is de dochter van de eigenaar en heeft vakantie. We complimenteren haar met haar talenknobbel, hetgeen ze glunderend accepteert. Ze heeft prachtig dik zwart lang haar, grote verbaasde ogen en een huppelend loopje. ‘You’re welcome’, zegt ze te pas en te onpas. Ze vertelt trots dat zij de chocolade mousse die ik als toetje heb gekozen zelf heeft gemaakt. W durft geen toetje te nemen en zegt later dat ze hier nooit, nee nóóit meer wil eten. Gelukkig blijkt dan het restaurant in ons hotel geopend en staat er een kok tot onze beschikking die met heel veel plezier heel erg lekker kookt.

De tweede avond – we eten in het hotel-restaurant dus – zitten daar ook Francesco en zijn aantrekkelijke echtgenote Margarita. Mooie mensen van duidelijk goede familie, spreken Engels, Frans, Italiaans en uiteraard Portugees. Na het eten schenkt Francesco ons een frambozenlikeur die aan cognac doet denken, gemaakt door een vriend, en daarna nodigt hij ons uit in zijn bar. Deze bar is een monument voor hemzelf. Er is een wand geheel beplakt met rally-foto’s, Citroën DS, Austin Mini Cooper, Fiat Speciaal; tientallen auto’s vliegend door zanderige bochten tijdens de rally van Monte Carlo of ander spektakel. Francesco staat vaak op de foto’s, met officiële mannen erbij en auto’s met nummers. Zodra we binnen zijn draait hij op de bar een film op zijn notebook, waarop Margarita dansend te zien is. Zij danst prachtig, uitdagend, wulps zou men kunnen zeggen. Wij drinken een glas en zij laat foto’s zien van hun huis aan de westkust, bij Nazaré, waar de oceaan woest kan zijn en waar mooie eilanden bij hen voor de deur liggen. Dan besluit Margarita dat het tijd wordt om te dansen, dus zet Francesco de muziekinstallatie op luid en W – inmiddels weer bijna beter – voegt zich heupwiegend bij Margarita en de dames draaien en tollen en swingen jeugdig door de tent, zodat ik mij niet kan inhouden en mij eveneens in bochten begin te wringen. Francesco kijkt genietend toe, dansen kan hij niet (meer), maar hij gaat sowieso door zijn motorische storing dansend door het leven. Zo maken wij dus nieuwe vrienden. En zoals ik in het begin van dit verhaal al schreef, tegenslag opent nieuwe kansen en vergezichten op veranderingen. Het leven wordt pas leuk als het misgaat.